Medisch adviseur M5.
1997
In verband met problemen rond de WAO-keuringen, heb ik
(via mijn advocaat) een beroep gedaan op een medisch
adviesburo. Mijn zaak werd behandeld door dokter M5.
Zij stuurde de volgende brief naar mijn advocaat.
13 januari 1998
Ons ref.nr.: ADV 97.168/M/kr
### Advocaten
T.a.v. de weledelgestrenge heer
Mr. P.
Betreft: de heer D.
Geboren: ##-##-####
Datum incident: 05-03-1997
Zeer geachte heer P.,
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 05-12-1997 bestudeerde ik de door u
toegezonden gegevens.
Het betreft hier een dik pak aan medische informatie, verslagen van de
rechtbank en nog enige overige correspondentie, die ik niet allemaal
tot in detail zal behandelen, daar de inhoud hiervan u uiteraard
bekend is.
Ik zal mij beperken tot de meer medische visie die ik vormde na
doorlezing.
Bij bestudering van het dossier wordt mij duidelijk dat de heer D.
zich op 21-04-1992 ziek meldde voor zijn werk als programmeur wegens
hoofdpijn, oververmoeidheid en rugklachten.
Er blijken problemen te bestaan op de werkvloer en betrokkene
geeft later zelf aan dat hij bij oefeningen voor rugklachten in
1990 ook nekklachten kreeg.
In die tijd wordt hij gezien door het R., waarvan zich geen
informatie in het dossier bevindt.
Ik kan uit het dossier echter opmaken dat er bij het R. werd
geconcludeerd tot somatisatiestoornissen bij een passief\agressieve
persoonlijkheid en een te hoge werkdruk.
Betrokkene heeft te weinig zicht op het eigen functioneren.
De heer D. komt begin 1993 onder behandeling van de osteopaat D.,
die bewegingsbeperkingen in de rug vaststelt die hij verantwoordelijk
acht voor de hoofdpijn en de nekklachten.
Hierbij moet worden aangetekend dat osteopaten en manueeltherapeuten
bij vrijwel iedereen blokkeringen vaststellen, zodat dit op zich
niet zo heel veel zegt.
De heer D. wordt in die tijd ook nagekeken door de reumatoloog S8.
Die concludeert tot chronische recidiverende nek- en rugklachten op
basis van diverse blokkeringen en standsafwijkingen in de gehele
wervelkolom, met daarbij een niet goede houding en daarnaast ook
nog nervositas en gespannenheid.
Door de bedrijsvereniging wordt de heer D. allereerst voor halve dagen
geschikt geacht voor het eigen werk, maar per 01-10-1993 wordt hij in
staat geacht zijn eigen werk voor drie uur per dag te verrichten.
Betrokkene gaat tegen deze beslissing in beroep, hetgeen resulteert in een
orthopedische expertise.
De expertiserende orthopeed vindt bij onderzoek opvallend genoeg
helemaal geen afwijkingen en bij röntgenonderzoek worden
slechts minimale slingeringen geconstateerd. In de nek wordt een
minimale bewegingsbeperking vastgesteld.
De orthopeed concludeert dat er geen afwijkingen kunnen worden
gevonden die het verichten van arbeid onmogelijk maken.
Hij adviseert een onderzoek door een psychiater, daar het mogelijk
is dat psychogene factoren een grote rol spelen in de klachten van
betrokkene.
Dit resulteert in een psychiatrisch onderzoek door collega E.,
die op 26-10-1994 rapporteert.
In dit rapport wordt een levensgeschiedenis vermeld waarin betrokkene
zich qua contacten en relaties kennelijk niet erg heeft ontwikkeld
en dit zou al eerder tot een depressieve periode hebben geleid met
toen ook lichamelijke klachten.
Betrokkene is sterk gepreoccupeerd met de lichamelijke ziekte en
wil op geen enkele manier denken aan een psychogene duiding van
zijn klachten.
De psychiater concludeert tot regressief gedrag met een rigide
leefpatroon en een zeer beperkt ziekte-inzicht.
Hij vindt onvoldoende argumenten waarom betrokkene slechts vier uur
zou kunnen werken en geen zes uur per dag.
De rechtbank blijkt zich te conformeren aan deze rapporten en acht
het beroep van de heer D. ongegrond.
Hierna blijven zich pijnklachten voordoen en betrokkene wordt
hiervoor in 1995 onderzocht door neuroloog P..
Deze maakt in zijn brief nog eens melding van een ongeval
op 4-jarige leeftijd, waarbij betrokkene hard zou zijn gevallen.
Tevens vermeldt hij het feit dat de heer D. op 6-jarige leeftijd
veel buikpijn heeft gehad en dat hij op 12-jarige leeftijd
rugklachten had met duizeligheid.
De volgende periode is hij zonder rugklachten; maar sinds
1991 zijn de rugklachten niet meer geweken.
Behalve deze rugklachten bestaan er ook nek- en schouderklachten en
klaagt betrokkene over duizeligheid.
Er worden door de neuroloog lichte functiestoornissen in de
wervelkolom vastgesteld (dit zijn afwijkingen bij
manueeltherapeutisch onderzoek, hetgeen bij vrijwel iedereen
lichte functiestoornissen laat zien).
Een oorzakelijke factor kan niet worden gevonden en de neuroloog
denkt dat een psychogene component hieraan ten grondslag ligt.
De heer D. blijft veel moeite houden met het verrichten van zijn werk,
moet zich regelmatig ziek melden en claimt per 05-03-1997 toegenomen
beperkingen, waarna hij zich ziek meldt.
In eerste instantie wordt deze ziekmelding door het G. geaccepteerd,
maar later wordt gesteld dat er geen verandering is opgetreden in
het beeld dat al jaren bestond en dat er zodoende ook geen reden
is om tot een andere beslissing te komen.
Betrokkene wordt geschikt geacht zijn werkzaamheden te verrichten.
In juli 1997 brengt mevrouw drs. F3., psychologe
verbonden aan "G.", psychosociale pastorale hulpverlening,
een rapport uit aan de huisarts van de heer D. (uit een rapport
van de
GMD van december 1992 blijkt trouwens dat betrokkene al
ongeveer in augustus 1992 naar deze psychologe is gegaan.
Of hij al die tijd onder behandeling is gebleven wordt niet duidelijk.
Er werd destijds gesproken van afronding).
Mevrouw F3. concludeert dat de klachten van de heer D.
waarschijnlijk zijn toe te schrijven aan een moeilijk te
diagnostiseren somatisch probleem.
Zij acht hem psychisch normaal en adviseert om betrokkene zich
minder op het werk te laten concentreren en hem te stimuleren
meer plezierige sociale contacten te onderhouden.
Er is volgens haar geen enkele reden de psychosociale klachten van
de heer D. niet serieus te nemen.
Terecht merkt de arts van het G. hierover op dat het wat vreemd
aandoet dat een psychologe concludeert tot een moeilijk te
diagnostiseren somatisch probleem.
Het is uiteraard niet aan een psychologe om vast te stellen of er al
dan niet sprake is van een somatisch probleem.
Tot nu toe werd hiervoor in ieder geval geen aanwijzing gevonden.
Daarnaast is het vreemd dat vele artsen en de psychiater steeds spreken
van uitgebreide psychische factoren en problematiek en dat vervolgens
mevrouw F3. concludeert dat er op psychisch gebied niets aan de hand is.
Dit lijkt mij toch een iets te grote tegenstelling.
In uw begeleidend schrijven geeft u aan het gevoel te hebben dat
psychische factoren wèl een duidelijke rol spelen in het
aanhoudend bestaan van de klachten van betrokkene, een standpunt
waarmee ik mij volledig kan verenigen.
Het is heel jammer dat het tot nu toe niet mogelijk is gebleken
betrokkene uit de vicieuze cirkel van pijn en spanning te krijgen.
Dit komt waarschijnlijk door het gebrek aan inzicht, passend bij zijn
persoonlijkheidsstructuur.
Inmiddels zijn er alweer wat jaren verstreken na de voorgaande
expertises.
Het lijkt mij zeer zinvol dat betrokkene nog eens uitgebreid wordt
onderzocht. Allereerst om te beoordelen of er geen lichamelijke
verklaring bestaat voor zijn klachten en vervolgens om de mogelijk
meer psychische component te bezien.
Ik denk hierbij aan het Rugadviescentrum, alwaar zowel neurologisch als
orthopedisch onderzoek kan plaatsvinden en zonodig ook psychologisch
onderzoek.
Een concept voor de aanvraagbrief doe ik u hierbij toekomen.
Ik hoop u met het bovenstaande voldoende te hebben geadviseerd en zie u
berichtgeving over de voorgestelde expertise met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
Mevrouw M5., arts
Bijlage:
coneptexpertise
Met bijgaande rekening (deze was aan mijn advocaat gericht):
M.
###Advocaten
DECLARATIE
Decl. Datum 14-01-98
MEDISCH ONDERZOEK EN ADVIES DOOR DR. M5. f. 525.00
INZAKE:dhr d.
ONS REFERENTIENUMMER:adv 97.168
Bij u behandeld door: dhr p.
Medisch adviseur M5. neemt vooral gegevens over van dokters die
hebben zitten liegen, en wat de serieuze dokters schrijven, dat
lijkt haar onbelangrijk.
Ik heb haar daarom eerst opgebeld, maar zij was er niet.
Later belde ik nog eens, en toen was zij er wel, en ik zou
doorverbonden worden. Maar toen kreeg ik te horen, dat zij
nét vertrokken was. Zij belde mij terug, en toen heb ik
geprobeerd uit te leggen, dat ik haar rapport erg kwetsend
vind, vooral als ik zoiets moet lezen als ik veel pijn heb.
Zij zei, dat het eerste deel van haar rapport alleen een
samingvatting is, van het dossier, en dat zij haar mening
pas achteraan het rapport geeft.
Dat lijkt mij niet juist, omdat zij wel degelijk in het
begin van haar rapport de serieuze dingen probeert af te zwakken.
Het leek mij niet zinvol om daarmee verder te gaan, en volgens het
Rugadviescentrum kan zij helemaal niet een onderzoek aanvragen, en
ook niet naar hen doorverwijzen (misschien bedoelde zij toch iets anders).
Vanwege de slordigheden schreef ik de volgende brief.
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
30 maart 1999
betreft: voorbereiding tot klacht over ADV 97.168/M/Kr
Geachte dokter M5.,
Hierbij vraag ik u, of u het adres van de onafhankelijke
klachtencommissie, waarbij u bent aangesloten, aan mij wilt toesturen.
U heeft vorig jaar mijn gegevens bekeken, een daar een rapport
over opgesteld, gedateerd 13 januari 1998. Dat rapport is naar
mijn mening tamelijk onzorgvuldig en onnodig kwetsend. Daarover
heb ik al telefonisch contact met u gehad, waarbij u vertelde,
dat u uw eigen mening pas op het eind van het rapport geeft. Dat
is echter volgens mij feitelijk onjuist, zodat dat een extra
aanleiding vormt om een klacht in te dienen.
Voor alle duidelijkheid wil ik nog vermelden, dat ik tijdens de
onderzoeken in het verleden nooit onbeleefd ben geweest. Maar
door mijn nekklachten reageer ik tijdens de gesprekken steeds
trager, en ga ik ook trager praten. Dat wekt vaak irritatie, en
sommigen worden daardoor ronduit kwaad op mij, en schrijven een
zeer negatief rapport. Als gevolg daarvan zijn anderen weer bang
voor mij, en schrijven ook een negatief rapport. Dit effect blijkt
ook enigszins uit de verschillende rapporten. U kunt er daarom
gerust vanuit gaan, dat ik dit conflict op een vriendelijke,
normale en beleefde wijze met u wil oplossen.
Met vriendelijke groet,
D.
Daarop ontving ik het volgende.
B., 9 april 1999
Aan de heer D.
Betreft: uw brief d.d. 30-O3-1999
Zeer geachte heer D.,
Met uw brief van 30-03-1999 laat u mij weten een klacht te willen
indienen over mijn rapport van 13-01-1998. U stelt dat het rapport
onzorgvuldig en voor u onnodig kwetsend zou zijn samengesteld en u
vraagt mij het adres van de onafhankelijke klachtencommissie.
Hoewel ik nog steeds achter mijn rapportage van destijds sta en uw mening
hieromtrent niet kan delen, staat het u uiteraard vrij om een klacht in
te dienen.
U kunt hiervoor terecht bij het Centraal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg, ###, Den Haag.
Omtrent uw brief en mijn reactie nam ik nog contact op met mr P., die ik
ook een afschrift van deze brief deed toekomen, zodat hij op de
hoogte is van de ontwikkeling in zijn dossier.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw M5., arts
Cc.: B., t.a.v. mr P.
Bij het Centraal Tuchtcollege kun je alleen een klacht in hoger
beroep indienen, dus schreef ik het volgende:
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
16 april 1999
betreft: vervolg voorbereiding tot klacht over ADV 97.168/M/Kr
Geachte dokter M5.,
In uw brief, d.d. 9 april 1999, heeft u mij gemeld dat de
onafhankelijke klachtencommissie het Centraal Tuchtcollege zou zijn.
Het Centraal Tuchtcollege behandelt echter alleen het hoger
beroep van het regionale Tuchtcollege.
Ik neem aan, dat er een vergissing is gemaakt, en wil u vragen,
of u alsnog het adres van de onafhankelijke klachtencommissie
aan mij wilt toesturen. Het gaat daarbij om een "klachtencommissie",
en niet een "tuchtcollege", want dat is zeker niet mijn bedoeling.
Met vriendelijke groet,
D.
Daarop ontving de volgende brief:
B., 23 april 1999
Aan de heer D.
Betreft: de heer D.
Geboren: ##-##-####
Datum incident: 05-03-1997
Zeer geachte heer D.,
Na mijn reactie op uw brief van 16-04-1999 kan ik u nogmaals
laten weten dat er voor het werk dat medisch adviseurs in opdracht
van een advocaat verrichten geen onafhankelijke klachtencommissie
bestaat.
Voor mijn advisering in het kader van verzekeringsmaatschappijen val
ik onder de Raad van Toezicht. Voor mijn overig "medisch" werk
valt er alleen een klacht in te dienen bij het Tuchtcollege.
Bijgaand doe ik u een overzicht toekomen van de regionale
tuchtcolleges, zodat u zelf kunt zien tot wie u zich kunt wenden.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw M5., arts
Bijlage: overzicht Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg
Cc.: B., t.a.v. mr. P.
Bij die brief zat geen bijlage, en het woord 'nogmaals' is
volgens mij ten onrechte gebruikt. Ik had al geschreven, dat het
niet mijn bedoeling was om haar aan te klagen bij het Medisch
Tuchtcollege, dus dan maar op de volgende manier:
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
13 juni 2000
uw ref.nr.: ADV 97.168/M/Kr
Geachte dokter M5.,
Omdat ik nog steeds van mening ben, dat uw brief van 13 januari
1998 tamelijk onzorgvuldig en onnodig kwetsend is, wil ik gebruik
maken van het correctierecht.
Zou u uw verslag willen corrigeren aan de hand van de volgende
punten?, en mij ter controle het gecorrigeerde verslag willen toezenden?
1) Voor de conclusie van het R. neemt u over wat de tegenpartij
heeft opgeschreven (blz. 2). Als het G. echter met de juiste gegevens
zou werken, dan was uw expertise niet eens nodig geweest. Op dit punt
bent u onzorgvuldig en onnodig kwetsend geweest, omdat u zich op
feiten had moeten baseren. De conclusie van het R. is het
"verslag psychologisch onderzoek", van drs. K7.
2) Wilt u onderaan op de eerste bladzijde (blz. 2) de
term "nervositas en gespannenheid" vervangen door "nerveus gespannen".
Bij "nerveus gespannen" mag u niet automatisch aannemen dat het
psychisch is. De werkelijkheid is, dat ik na een wachttijd van 2 uur,
nauwelijks op een (te kleine) stoel kon zitten van de pijn in mijn
rug en nek.
3) Op blz. 3, staat bovenaan, dat ik per 01-10-1993 in
staat werd geacht om drie uur per dag te werken, dat moet 6 uur zijn.
4) Onderaan blz. 3 heeft u geschreven dat de neuroloog
'lichte functiestoornissen' heeft vastgesteld. Het woord 'lichte'
kan ik echter niet vinden in het rapport van de neuroloog.
5) U heeft het over 'behandeling' door drs. F3. (blz 4).
Het betrof echter een onderzoek, zowel in 1992, alsook in 1997
(maar toen met het dossier, en andere gezondheidstoestand).
U heeft de conclusie getrokken, dat het een behandeling betrof,
maar dat had dan uit haar rapport moeten blijken.
6) In het midden van blz. 4, schrijft u dat volgens drs. F3.,
er geen enkele reden is, de psychosociale klachten van mij niet
serieus te nemen. Dat is echter vrijwel tegenovergesteld aan de
strekking van haar rapport.
7) Op diezelfde bladzijde schrijft u over lichamelijke
klachten: "Tot nu toe werd hiervoor in ieder geval geen aanwijzing
gevonden". Dat lijkt mij een onzorgvuldige opmerking. In de brief
van dokter S. van
15 november 1993 kunt u het volgende nalezen:
"Na onderzoek luidde mijn conclusie: Chronisch recidiverende nek en
rugklachten door spierpijnen t.g.v. een scoliose met convexiteit
lumbaal naar links, thoraco-lumbaal naar rechts, en hoog thoracaal
en cervicaal naar links, en daarbij versterkte thoracale kyfose en
lumbale lordose, met recidiverende blokkeringen op diverse niveaux.
Het klachtenbeeld werd voornamelijk mechanisch bepaald door een niet
goede houding. Daarbij ook nerveus-gespannen, hetgeen spierklachten
niet ten goede komt. Het probleem is niet zozeer een reumatische
aandoening, danwel een mechanisch-funktionele stoornis."
Ik ga ervan uit, dat u als arts weet dat een 'functionele stoornis'
en dus ook een 'mechanisch-funktionele stoornis' niet betekent dat
daarmee een psychische oorzaak is vastgesteld.
8) Op blz. 4 schrijft u aan mijn advocaat dat hij het gevoel
zou hebben dat psychische factoren wél een duidelijke rol spelen.
Dan heeft u mijn advocaat verkeerd begrepen. Indien u wilt, kan ik hem
daarover een schriftelijke verklaring vragen.
9) Onderaan blz. 4 verwijt u mij een gebrek aan inzicht,
passend bij mijn persoonlijkheidsstructuur. Dat vind ik een
kwetsende opmerking. Op basis van wat de psychiater heeft
opgeschreven kunt u natuurlijk iedere mening over mij rechtvaardigen.
De adviezen van dokter S. zijn echter duidelijk genoeg,
en ook mijn huisarts heeft geschreven (d.d. 6 december 1994)
over de adviezen van dokter S.
Met vriendelijke groet,
D.
Op die brief kreeg ikzelf geen reactie, maar zij stuurde de onderstaande
brief aan mijn advocaat:
Ons ref.nr.: ADV 97.168
###Advocaten
T.a.v. de weledelgestrenge heer
Mr. P.
B., 21 juli 2000
Betreft: de heer D.
Geboren: ###
Datum incident: 05-03-1997
Zeer geachte heer P.,
In bovenvermelde aangelegenheid mocht ik thans een brief van
de heer D. ontvangen, waarvan ik u een kopie doe toekomen.
De heer D. vraagt mijn rapportage van 13 januari 1998
op vele punten te wijzigen.
Ik vraag mij af of ik wel aan dit verzoek moet voldoen.
Allereerst zal ik het gehele dossier moeten doornemen om
te bezien of deze wijzigingen allemaal kunnen worden
doorgevoerd, ten tweede blijkt de heer D. om
een aantal wijzigingen te vragen die mijn beoordeling
in essentie verandert en als laatste vraag ik mij af wie
de kosten van al dit werk gaat dragen.
Indien ik in onderhavig dossier niet meer word gevraagd om
van advies te dienen, lijkt het mij dat mijn rapport van
13 januari 1998 er ook niet meer toe doet en gewoon in
de prullenbak kan verdwijnen. Ik neem aan dat u hieromtrent
contact met de heer D. opneemt. Zonder uw tegenbericht zal
ik niet reageren op zijn bovengenoemde brief.
Hoogachtend,
Mevrouw M5., arts
Bijlage:
- Kopie schrijven de heer D. d.d. 13 juni 2000
Mijn advocaat schreef onderstaande reactie
aan dokter M5.:
Medisch Adviseurs Schaderegelingen
t.a.v. mw M5.
2 augustus 2000
Uw ref. ADV97.168
Van mr P.
Geachte mevrouw M5.,
Uw brief van 21 juli jl. ontving ik in goede orde.
In de bijlage bij deze brief trof ik aan een kopie van
de brief van cliënt van 13 juni jl., gericht aan u.
Het lijkt me dat, nu de brief van cliënt afkomstig is,
u hem rechtstreeks bericht of u al dan niet op zijn verzoek
wenst in te gaan. Indien u dit niet wenst, dan zal, zo neem ik aan,
cliënt daaruit de consequenties trekken die hij zich geraden
acht. Wenst u wel aan het verzoek van cliënt te voldoen en
meent u dat u hiervoor kosten in rekening kunt brengen, dan lijkt
het mij geïndiceerd dat u deze vooraf begroot en cliënt
dienaangaande informeert. Cliënt zal u dan vervolgens berichten.
Wat betreft de laatste alinea in uw brief het volgende.
Uw rapportage, zoals destijds door u opgesteld, heeft voor
cliënt waarde. Het is dan ook niet bestemd om te verdwijnen
in een prullenmand, namelijk omdat het niet bestemd is
om als "prul" gediend te hebben en te dienen.
Wellicht kunt u iets met het bovenstaande.
Hoogachtend,
P.
Dokter M5. nam echter geen contact met mij op.
En natuurlijk heb ik het recht om onjuiste dingen te laten wijzigen.
Dan maar de Registratiekamer om bemiddeling gevraagd.
Aan: Registratiekamer
18 augustus 2000
betreft: verzoek voor bemiddeling
bijlage: brief van mij aan dokter M5., d.d. 13 juni 2000.
Geachte mevrouw, heer,
Hierbij wil ik u vragen om te bemiddelen, tussen medisch adviseur
mevr. M5., en mij. Ik heb geprobeerd gebruik te maken
van het correctierecht (zie bijlage), maar daar heeft zij niet
op gereageerd.
Zou u dokter M5. duidelijk willen maken, wat het correctierecht
inhoudt, en wat haar rechten en plichten zijn bij het beheer
van een medisch dossier?
met vriendelijke groet,
D.
Daarop ontving ik volgende brief van de Registratiekamer:
Registratiekamer
De heer D.
's-Gravenhage, 25 augustus 2000
Ons kenmerk z2000-0833-03
Onderwerp Correctie van gegevens
Geachte heer D.,
Naar aanleiding van uw brief van 18 augustus 2000 heeft
de Registratiekamer M. schriftelijk om reactie verzocht.
Bijgaand is een kopie van de brief gevoegd. Ik verwijs u naar
de inhoud daarvan. U zult op de hoogte worden gehouden van
verdere ontwikkelingen.
Hoogachtend,
mw. drs. ###
beleidsmedewerker
Registratiekamer
M.
t.a.v. mevrouw M.
B.
's-Gravenhage, 25 augustus 2000
Ons kenmerk z2000-0833-02
Onderwerp Correctie van gegevens
Geachte mevrouw M.,
Tot de Registratiekamer heeft zich gewend de heer D. (hierna te noemen:
verzoekster) uit ###, met een verzoek om bemiddeling bij het verkrijgen
van verbeteringen van zijn gegevens. Een afschrift van de brief
(met bijlage) van verzoeker treft u hierbij aan.
De Registratiekamer vat het verzoek van verzoeker op als verzoek
om bemiddeling in de zin van artikel 34, derde lid.
Wet persoonsregistraties (Wpr) voor wat betreft het verbeteren
van zijn gegevens. Degenen aan wie overeenkomstig artikel 29 kennis
is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de houder
schriftelijk op grond van artikel 31 Wpr verzoeken deze te verbeteren,
aan te vullen ofte verwijderen, indien deze feitelijk onjuist,
voor het doel van de registratie onvolledig of niet ter zake dienend zijn
dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift in de registratie voorkomen.
Het verzoek behelst de aan te brengen wijzigingen. De houder bericht
de verzoeker binnen acht weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk
of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is
met redenen omkleed.
Ik verzoek u mij te laten weten of u aan het verzoek van verzoeker
kunt voldoen en zo nee, wat daarvan de reden is.
Ik zie uw reactie gaarne binnen drie weken tegemoet.
Hoogachtend,
mw. drs. ###
beleidsmedewerker
Daarop ontving ik van dokter M5. een
brief met verbeterd rapport.
Ik heb toen nog wat
afrondende correspondentie met de Registratiekamer
gevoerd.
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
15 juni 2000
uw ref.nr.: ADV 97.168/M/az
Geachte dokter M5.,
Uw herziene rapport bij uw brief van 31 augustus 2000 ziet er
gelukkig een stuk beter uit. Toch lijkt mij uw interpretatie
van het rapport van het R. niet geheel objectief. Het deel
dat het R. geen psychosociale of psychiatrische verklaring
voor mijn klachten heeft gevonden, en dat de verhoogde score
op de dimensie somatisatiestoornis overeenkomt met mijn klachten,
laat u zelfs geheel weg.
Wat ik heb genoemd: "tamelijk onzorgvuldig en onnodig kwetsend",
noemt u: "hier en daar kleine fouten". Hoe dan ook, uw excuses
lijken mij wel op z'n plaats.
Na ontvangst van uw excuses, zal ik met mr. P. overleggen
of ik uw zorgvuldigheid voldoende vind om uw advies te continueren.
Dit omdat ik in iedere brief van u (medische of administratieve)
onzorgvuldigheden tegenkom.
Met vriendelijke groet,
D.
In de brief hierboven staat de datum 15 juni 2000, maar
dat moet 15 juni 2001 zijn.
Ons ref.nr.: ADV 97.168
De heer D.
B., 2 juli 2001
Geachte heer D.,
Uw brief d.d. 15 juni 2000 mocht ik thans op 18 juni 2001 ontvangen.
In mijn brief van 31 augustus 2000 concludeerde ik dat er hier
en daar kleine "fouten" in mijn rapportage zijn geslopen, doch
de totale strekking niet van dien aard was dat van onzorgvuldigheid
danwel kwetsendheid kon worden gesproken.
Kennelijk blijven wij hieromtrent over van mening verschillen.
Ik heb er evenwel geen problemen om voor de genoemde
kleine onzorgvuldigheden mijn excuses aan te bieden.
Gezien de gevoerde correspondentie lijkt mij evenwel niet zinnig
dat ik blijf dienen als medisch adviseur in uw zaak.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw M5., arts
Kopie: ###Advocaten t.a.v. de weledelgestrenge heer Mr. P.
In de brief hierboven schrijft zij, dat het voor haar geen probleem
is, om haar excuses aan te bieden. Daarmee heeft zij nog niet
haar excuses aangeboden.
Ik wilde dat zij haar excuses zou aanbieden, of anders mijn
geld terug. Dus nog maar eens een brief geschreven:
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
9 juli 2001
uw ref.nr.: ADV 97.168/M/mh
Geachte dokter M5.,
In uw brief van 2 juli 2001 schrijft u, dat u er geen problemen
mee heeft om uw excuses aan te bieden. Daar ben ik persoonlijk
blij om.
Wat de zakelijke kant betreft, schrijft u dat het u niet zinnig
lijkt om als medisch adviseur in mijn zaak te blijven dienen.
Doordat u nu zelf die beslissing neemt, hebben uw werkzaamheden
voor mij geen waarde meer. Daarom wil ik u vragen, om het in
1998 betaalde, terug te storten naar ###Advocaten.
Met vriendelijke groet,
D.
Ons ref.nr.: ADV 97.168
De heer D.
B., 16 juli 2001
Geachte heer D.,
Met uw brief van 09 juli 2001 reageert u op mijn bericht van
02 juli 2001, waarin ik aangaf dat het mij gezien de gevoerde
correspondentie weinig zinnig leek om te blijven dienen als
medisch adviseur in uw zaak. De reden voor deze opmerking was
dat uit uw brieven mij duidelijk werd dat u eigenlijk
weinig vertrouwen had in mijn werkzaamheden, hetgeen het
dan bijna onmogelijk maakt deze te blijven doen.
Een en ander neemt niet weg dat ik destijds veel tijd heb gestoken
in het bestuderen van de dossierstukken en ik dan ook
geen enkele reden zie om de destijds in rekening gebrachte
kosten terug te storten. Met andere woorden; dat u
geen vertrouwen heeft in mijn advies, betekent zeker niet
dat dit advies waardeloos is geworden.
Met vriendelijke groet,
Mevrouw M5., arts
Kopie: ###Advocaten t.a.v. de weledelgestrenge heer Mr. P.
Daarmee stopte briefwisseling. Ik vond het een
zielige en kinderachtige briefwisseling, zowel van de arts als van mij.
2006
Een aantal jaren later stuurde ik onderstaande brief:
Aan: M.
t.a.v. Mevrouw M5., arts
B.
Datum: 1 februari 2006
Geachte dokter M5.,
In 1998 heeft u mij geadviseerd, maar ik had problemen met uw advies.
De briefwisseling van toen staat op mijn website: www.dossierd.nl
U kunt het vinden door mijn dossier te kiezen,
en dan in het overzicht bij 1998 (na de 5e beroepszaak) op "Medisch adviseur M." te klikken.
Zonder tegenbericht ga ik er van uit, dat ik uw stilzwijgende toestemming heb
om op mijn website uw naam en de bedrijfsnaam te vermelden.
uw referentie was indertijd: ADV 97.168/M/mh
Met vriendelijke groet,
D.
Een paar weken later ontving ik onderstaande brief.
Ons ref.nr.: ADV 97.168/M/avn
Uw ref.nr. : ###
De heer D.
B., 23 februari 2006
Betreft: de heer D.
Geboren: ###-1965
Datum incident: 05-03-1997
Geachte heer D.,
In reactie op uw brief van 1 februari 2006 kan ik u bij dezen melden
geen stilzwijgende toestemming te verlenen om mijn naam en bedrijfsnaam
te vermelden op uw website.
Met vriendelijke groet,
M5.
Laatste wijziging van deze bladzijde: februari 2006