Brief met verbeterd rapport

2000


thumbnail thumbnail
Ons ref.nr.: ADV 97.168


De heer D.

B., 31 augustus 2000

Betreft: de heer D.
Geboren: ###
Datum incident: 05-03-1997

Geachte heer D.,

Naar aanleiding van uw brief d.d. 13-06-2000 nam ik contact op met mr. P. om te bezien of hij nog bemoeienissen had in onderhavig dossier en zijn advies vroeg omtrent uw bovengenoemde brief. Door vakanties h eeft een en ander enige vertraging opgelopen, doch uiteindelijk mocht ik van de heer P. vernemen dat ik u rechtstreeks kon benaderen en indien gewenst de correcties kon aanbrengen. Hierna had ik een brief aan u gedicteerd waarin ik een en ander uiteenzette en daarbij aangaf dat het corrigeren uiteraard veel tijd zou kosten en ik hiervoor alleen dan kosten in rekening zal brengen indien duidelijk zou zijn dat deze wijzigingen niet zijn gebaseerd op onzorgvuldigheden danwel foutieve vermeldingen.
Uiteraard zal in mijn rapportage van destijds ook mijn interpretaties zijn verwoord, interpretaties waarom ik door een opdrachtgever wordt verzocht. Daarnaast zal ik in mijn rapportage citeren uit toegezonden berichtgeving, waarbij het op dat moment niet is na te gaan of deze berichten fouten bevatten. Hieronder zal ik ingaan op de door u genoemde punten.

1. U geeft bij punt 1 aan dat de conclusie van het R. anders is dan zoals die door het G. werd verwoord. Een belangrijk punt is dat u aangeeft, iets wat mij nog niet bekend was, dat het verslag van het psychologisch onderzoek van drs. K7. een conclusie was van het R.. Ik zal hieromtrent mijn rapport aanpassen.
2. Onderaan de 1e bladzijde heb ik de door u gevraagde verandering overgenomen, daar u terecht aangeeft dat de reumatoloog ook sprak van nerveus/gespannen in plaats van nervositas en gespannenheid.
3. De gevraagde correctie werd uitgevoerd.
4. Het woord "lichte" werd door mij toegevoegd en inmiddels verwijderd.
5. Hierin werd de gevraagde correctie doorgevoerd.
6. U heeft gelijk, in plaats van psychosociale klachten dient pijnklachten te worden vermeld.
7. Hierin gaat het om de medische beoordeling van de ter beschikking staande informatie. Ik zal de passage enigszins wijzigen zonder afbreuk te doen aan mijn visie.
8. Het lijkt me niet zinnig dat we gaan discussiëren of de heer P. wel of niet het gevoel heeft gehad dat psychische factoren een rol spelen in het aanhouden van de klachten. Ik herschreef de passage zonder dat hiermee mijn mening daadwerkelijk wordt gewijzigd. Hierbij moet ik wellicht ten overvloede nog eens opmerken dat mr. P. mij vroeg het dossier te bestuderen, mijn mening hieromtrent te geven en eventueel een voorstel te doen voor een onafhankelijk deskundig onderzoek.
9. Hoewel uit het bovenstaande duidelijk is dat er hier en daar kleine fouten in mijn rapportage zijn geslopen is de totale strekking mijns inziens niet van dien aard geweest dat hier van onzorgvuldigheid en kwetsendheid kan worden gesproken.

Ik neem aan bij deze voldoende aan uw verzoek te hebben voldaan.

Hoogachtend,
Mevrouw M., arts

Bijlage:
-herzien rapport d.d. 13-01-1998


Bij bovenstaande brief, zat de verbeterde versie van haar rapport:

thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
Ons ref. nr.: ADV 97.168

###Advocaten
T.a.v. de weledelgestrenge heer
Mr. P.

B., 13 januari 1998

Betreft: de heer D.
Geboren: ###
Datum incident: 05-03-1997

Zeer geachte heer P.,

Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 05-12-1997 bestudeerde ik de door u toegezonden gegevens.
Het betreft hier een dik pak aan medische informatie, verslagen van de rechtbank en nog enige overige correspondentie, die ik niet allemaal tot in detail zal behandelen, daar de inhoud hiervan u uiteraard bekend is.
Ik zal mij beperken tot de meer medische visie die ik vormde na doorlezing.

Bij bestudering van het dossier wordt mij duidelijk dat de heer D. zich op 21-04-1992 ziek meldde voor zijn werk als programmeur wegens hoofdpijn, oververmoeidheid en rugklachten.
Er blijken problemen te bestaan op de werkvloer en betrokkene geeft later zelf aan dat hij bij oefeningen voor rugklachten in 1990 ook nekklachten kreeg.
In die tijd wordt hij gezien door het R., waarvan ik geen informatie in het dossier vind.
In een rapport van de GND d.d. 16-12-1992 wordt aangegeven dat bij het R. zou zijn geconcludeerd tot een somatisatiestoornis, passief-agressieve persoonlijkheid en ontwijkend. Wel vind ik in het dossier een verslag psychologisch onderzoek opgemaakt door drs. K7., kennelijk klinisch psycholoog van het R.. Deze concludeert dat er mogelijk sprake is van somatisatiestoornis, waarbij de persoonlijkheid beschreven moet worden als ontwijkend, aangepast en mogelijk passief agressief.
Betrokkene blijft geloven in een lichamelijke verklaring voor de klachten (somatische hypothese) en is volgens drs. K7. niet gemotiveerd om een psychotherapeutische behandeling aan te gaan.
De heer D. komt begin 1993 onder behandeling van de osteopaat D., die bewegingsbeperkingen in de rug vaststelt die hij verantwoordelijk acht voor de hoofdpijn en de nekklachten.
Hierbij moet worden aangetekend dat osteopaten en manueeltherapeuten bij vrijwel iedereen blokkeringen vaststellen, zodat dit op zich niet zo heel veel zegt.

De heer D. wordt in die tijd ook nagekeken door de reumatoloog S8.. Deze concludeert tot chronische recidiverende nek- en rugklachten op basis van diverse blokkeringen en standsafwijkingen in de gehele wervelkolom, met daarbij een niet goede houding en daarnaast is betrokkene volgens de reumatoloog nerveus-gespannen.

Door de bedrijfsvereniging wordt de heer D. allereerst voor halve dagen geschikt geacht voor het eigen werk, maar per 01-10-1993 wordt hij in staat geacht zijn eigen werk voor zes uur per dag te verrichten.
Betrokkene gaat tegen deze beslissing in beroep, hetgeen resulteert in een orthopedische expertise.
De expertiserende orthopeed vindt bij onderzoek opvallend genoeg helemaal geen afwijkingen en bij röntgenonderzoek worden slechts minimale slingeringen geconstateerd. In de nek wordt een minimale bewegingsbeperking vastgesteld.
De orthopeed concludeert dat er geen afwijkingen kunnen worden gevonden die het vrrichten van arbeid onmogelijk maken.
Hij adviseert een onderzoek door een psychiater, daar het mogelijk is dat psychogene factoren een grote rol spelen in de klachten van betrokkene.
Dit resulteert in een psychiatrisch onderzoek door collega E., die op 26-10-1994 rapporteert.
In dit rapport wordt een levensgeschiedenis vermeld waarin betrokkene zich qua contacten en relaties kennelijk niet erg heeft ontwikkeld en dit zou al eerder tot een depressieve periode hebben geleid met toen ook lichamelijke klachten.
Betrokkene is sterk gepreoccupeerd met de lichamelijke ziekte en wil op geen enkele manier denken aan een psychogene duiding van zijn klachten.
De psychiater concludeert tot regressief gedrag met een rigide leefpatroon en een zeer beperkt ziekte-inzicht.
Hij vindt onvoldoende argumenten waarom betrokkene slechts vier uur zou kunnen werken en geen zes uur per dag.
De rechtbank blijkt zich te conformeren aan deze rapporten en acht het beroep van de heer D. ongegrond.

Hierna blijven zich pijnklachten voordoen en betrokkene wordt hiervoor in 1995 onderzocht door neuroloog P..
Deze maakt in zijn brief nog eens melding van een ongeval op 4-jarige leeftijd, waarbij betrokkene hard zou zijn gevallen.
Tevens vermeldt hij het feit dat de heer D. op 6-jarige leeftijd veel buikpijn heeft gehad en dat hij op 12-jarige leeftijd rugklachten had met duizeligheid.
De volgende periode is hij zonder rugklachten; maar sinds 1991 zijn de rugklachten niet meer geweken.
Behalve deze rugklachten bestaan er ook nek- en schouderklachten en klaagt betrokkene over duizeligheid.
Er worden door de neuroloog functiestoornissen in de wervelkolom vastgesteld (dit zijn afwijkingen bij manueeltherapeutisch onderzoek, hetgeen bij vrijwel iedereen functiestoornissen laat zien).
Een oorzakelijke factor kan niet worden gevonden en de neuroloog denkt dat een psychogene component hieraan ten grondslag ligt.

De heer D. blijft veel moeite houden met het verrichten van zijn werk, moet zich regelmatig ziek melden en claimt per 05-03-1997 toegenomen beperkingen, waarna hij zich ziek meldt.
In eerste instantie wordt deze ziekmelding door het G. geaccepteerd, maar later wordt gesteld dat er geen verandering is opgetreden in het beeld dat al jaren bestond en dat er zodoende ook geen reden is om tot een andere beslissing te komen.
Betrokkene wordt geschikt geacht zijn werkzaamheden te verrichten.

In juli 1997 brengt mevrouw drs. F3., psychologe verbonden aan "G." psychosociale pastorale hulpverlening, een rapport uit aan de huisarts van de heer D. (uit een rapport van de GMD van december 1992 blijkt trouwens dat betrokkene al ongeveer in augustus 1992 ook bij deze psychologe is geweest).
Mevrouw F3. concludeert dat de klachten van de heer D. waarschijnlijk zijn toe te schrijven aan een moeilijk te diagnostiseren somatisch probleem.
Zij acht hem psychisch normaal en adviseert om betrokkene zich minder op het werk te laten concentreren en hem te stimuleren meer plezierige sociale contacten te onderhouden.
Er is volgens haar geen enkele reden de pijnklachten van de heer D. niet serieus te nemen.
Terecht merkt de arts van het G. hierover op dat het wat vreemd aandoet dat een psychologe concludeert tot een moeilijk te diagnostiseren somatisch probleem.
Het is uiteraard niet aan een psychologe om vast te stellen of er al dan niet sprake is van een somatisch probleem.
Tot nu toe werd hiervoor in ieder geval geen duidelijke aanwijzing gevonden, alleen de reumatoloog S8. sprak van mechanisch functionele stoornissen, dat wil zeggen een probleem in de houding en beweging.
Daarnaast is het vreemd dat vele artsen en de psychiater steeds spreken van uitgebreide psychische factoren en problematiek en dat vervolgens mevrouw F3. concludeert dat er op psychisch gebied niets aan de hand is.
Dit lijkt mij toch een iets te grote tegenstelling.

Na doorneming van al deze gegevens kom ik tot de conclusie dat de oorzaak van de klachten bij de heer D. mogelijk kan zijn gelegen in een mechanisch functionele stoornis, doch dat psychische factoren een duidelijke rol spelen in het aanhouden en de hevigheid van deze pijnproblematiek. Het is jammer dat het tot nu toe niet mogelijk is gebleken betrokkene uit de vicieuze cirkel van pijn en spanning te krijgen, hetgeen evenwel kan passen bij de mogelijk vastgestelde somatisatiestoornis. Inmiddels zijn er al weer heel wat jaren verstreken na de voorgaande expertises.

Het lijkt mij zeer zinvol dat betrokkene nog eens uitgebreid wordt onderzocht. Allereerst om te beoordelen of er geen lichamelijke verklaring bestaat voor zijn klachten en vervolgens om de mogelijk meer psychische component te bezien.
Ik denk hierbij aan het Rugadviescentrum, alwaar zowel neurologisch als orthopedisch onderzoek kan plaatsvinden en zonodig ook psychologisch onderzoek.
Een concept voor de aanvraagbrief doe ik u hierbij toekomen.
Ik hoop u met het bovenstaande voldoende te hebben geadviseerd en zie uw berichtgeving over de voorgestelde expertise met belangstelling tegemoet.

Hoogachtend,
Mevrouw M., arts

Bijlage: conceptexpertise


Ik ben nog niet in de gelegenheid om hier uitgebreid op te reageren. Wat een belachelijke subjectieve ondeskundige onzin.

Laatste wijziging van deze bladzijde: oktober 2008