UWV
KCC G.
Afd. AG
G.
VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE RAPPORTAGE
Naam belanghebbende : D.
Gehuwd met :
Woonplaats : ###
Registratienummer: ###
Sofi-nummer : ###
Naam rapporteur : Dhr. K4.
Teamnummer :
Datum rapportage: 08-12-05/03-02-06
Onderwerp
Een medisch onderzoek aangaande een beslissing inzake de eenmalige herbeoordeling volgens
het aangepaste Schattingsbesluit. Zie ook vorige rapportages d.d. 29-04-04, 26-05-'99,
20-06-'96, 02-02-'94, 14-12-'93, 27-05-'93, 03-02-'93 en 16-12-'92;
voorts de bezwaarverzekeringsgeneeskundige rapportages d.d. 05-01-05, 11-08-03, 15-01-03
en 26-01-00; voorts uitspraken van rechtbank (o.a.
23-08-05; 15-04-04) en CRVB (
02-12-02).
1. Vraagstelling
Is er bij belanghebbende sprake van een vermindering van de benutbare mogelijkheden
ten aanzien van het kunnen verrichten van arbeid, als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg
van ziekte en/of gebrek en zo ja, hoe zijn de benutbare mogelijkheden?
Kan belanghebbende zijn huidige mogelijkheden duurzaam benutten?
2. Onderzoek
Onderzoeksactiviteiten:
Belanghebbende werd op 08-12-05 opgeroepen voor het spreekuur. Hij werd vergezeld door
dhr. ### (begeleider). Er werd naar aanleiding van de vraagstelling dossierstudie verricht.
Op verzoek van betrokkene werd hem in een vroege fase een eerste versie van het onderzoeksverslag
toegestuurd. O.b.v. een schrijven d.d. 29-12-05 van betrokkene werden aan de hand
van diens opmerkingen enkele feitelijke correcties in het onderzoeksverslag opgenomen,
terwijl voorts andere door hem aangehaalde zinsnedes schuin werden gearceerd
en onderstreept met aanduiding van een * met vervolgens onderaan de betreffende rubriek
een vermelding van diens specifieke toelichting.
Gegevens, verkregen uit onderzoek
Voorgeschiedenis algemeen/medisch:
Belanghebbende is een 40-jarige man, voormalig programmeur, die eerder m.i.v. 21-04-'92
in de ZW kwam t.g.v. overwegende klachten van oververmoeidheid, hoofd-, nek- en rugpijn
en slaapproblemen. Bij ontstentenis van somatische aanknopingspunten waren de klachten
in medische zin moeilijk te duiden geweest. (*
toevoeging betrokkene: dit zou opgevat
kunnen worden alsof ik lichamelijk al voldoende onderzocht zou zijn. Mijn huisarts had
echter alleen een bloedonderzoek laten doen). T.a.v. de chronische nek- en rugklachten
was later door een reumatoloog in oorzakelijke zin uitgegaan van
een mechanisch-functionele stoornis rond vooral mechanisch bepaalde houdingsproblematiek
(scoliose en versterkte thoracale kyfose) m.a.g. hiervan pijnklachten en recidiverende blokkeringen,
in verband waarmee houdings- en ontspanningstherapie was geadviseerd. Het was betrokkene
slechts gelukt om o.b.v. 50% het eigen werk te hervatten (dec. 92), op grond waarvan
m.i.v. 23-03-'93 45-55% WAO was toegekend. Bij later verzekeringsgeneeskundig onderzoek
was geconcludeerd, dat belanghebbende o.b.v. 6 uur/dag geschikt kon worden geacht
voor het eigen werk, waarna de WAO-toekenning ingaande 01-10-'93 was herzien naar 15-25%,
hetgeen bij de wettelijke éénmalige TBA-herkeuring in '94 ongewijzigd was gebleven.
Tegen deze beslissingen ingestelde beroepen waren vervolgens ongegrond verklaard.
Overigens was betrokkene o.b.v. 4 uur/ dag blijven werken. Hij was vervolgens in
de ZW gekomen per 05-03-'97 a.g.v. door hem ervaren toegenomen belemmeringen als uitvloeisel
van tussentijds toegenomen duizeligheids-, hoofd-, nek- en rugpijnklachten,
waarna hij per 26-05-'97 was hersteld verklaard. O.b.v. tegen deze en ook
een andere beslissing gevoerde bezwaar- en (hoger) beroepszaken was uiteindelijk
per 05-03-'97 (en 01-06-'99) uitgegaan van 45-55% WAO-toekenning (o.b.v.
een arbeidspatroon van 30 uur/week (6 uur/dag) in niet stresserende en niet al
te nek-en rugbelastende arbeid. Belanghebbende was hiertegen in beroep gegaan,
maar bij beslissing d.d. 15-04-04 was het beroep door de rechtbank
ongegrond verklaard,
waarna hij tegen deze uitspraak in hoger beroep was gegaan bij de CRVB (
thans nog lopend).
Belanghebbende werd vervolgens in het kader van een wettelijke vijfjaarsherbeoordeling
in 2004 opnieuw alhier gezien, waarbij hij gewag maakte van toegenomen nekklachten,
hetgeen echter door de verzekeringsarts niet objectief kon worden onderbouwd.
Er was geconcludeerd, dat er geen aanleiding was om af te wijken van het belastbaarheidspatroon,
dat eerder door de bezwaarverzekeringsarts was opgesteld,
maar omdat inmiddels volgens 'n andere beoordelingsmethodiek (CBBS) werd gewerkt,
was (in de geest van het eerdere belastbaarheidspatroon)
een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld (met overigens op
een aantal punten toch beduidend meer beperkingen dan voorheen!). O.b.v. die inschatting
was de WAO-toekenning per 01-06-04 herzien naar de klasse 55-65%.
Belanghebbende ging tegen de genomen beslissing in bezwaar. E.e.a. werd ongegrond verklaard
bij beslissing op bezwaar d.d. 18-02-05, waarna namens belanghebbende beroep werd aangetekend.
Dit beroep is inmiddels
gegrond verklaard door de rechtbank, dit o.a. op grond van
het oordeel, dat met name t.a.v. de opgelegde urenbeperking volstrekt onvoldoende door
de (bezwaar)verzekeringsarts is gemotiveerd om welke reden deze urenbeperking
gehandhaafd
dient te blijven. (Aan de hand van zelfstandig medisch onderzoek dient (alsnog)
vast komen te staan, of er lichamelijke dan wel psychische afwijkingen of beperkingen zijn,
die een urenbeperking t.a.v. algemeen geaccepteerde arbeid per de in geding zijnde datum
rechtvaardigen.
Met inachtneming van deze overwegingen van de rechtbank dient er opnieuw
een beslissing op bezwaar te worden genomen, hetgeen echter op het terrein ligt van
de afdeling Bezwaar en Beroep, alwaar een nieuwe beslissing op bezwaar in voorbereiding is).
Visie van belanghebbende:
Betrokkene geeft aan op zich best wel wat te kunnen, maar dat er daarbij wel
bemoeilijkende factoren zijn. Zo is het vervoer als zodanig al een punt.
Ook het tijdstip, dat hem - gelet op zijn klachten - het beste uitkomt.
Hij vertelt eerder veel te hebben gehad aan hulp van een patientenvereniging.
Om echter iets voor een patientenvereniging te kunnen betekenen zou hij weer vast zitten
aan vaste tijdstippen. Daarom legt hij zich maar toe op het schrijven van brieven.
Betrokkene vertelt in dit verband spontaan, dat hij in '98 aan zijn advocaat opdracht
had gegeven om met alle procedures te stoppen. Zijn advocaat had hem echter aangespoord
om het toch af te wachten. E.e.a. is 'doorgesudderd'. Hij is er in verzeild geraakt
en gebleven. Het is in zijn bewoordingen verder uit de hand gelopen dan hij (vooraf) had gedacht.
Hij stelt alle relevante bescheiden op de computer te hebben ingescand.
In ieder geval is een dienstverband in zijn beleving niet realistisch te achten.
Hij denkt ook *
onvoldoende uren per dag te kunnen maken.
Zijn begeleider merkt nog op, dat de beleving van tijd voor normaal gezonde mensen
anders is dan voor betrokkene. Door de kwetsbaarheid op nek- en rugniveau is
betrokkene's functioneren in velerlei activiteiten sterk beperkt qua aaneengesloten tijdsduur,
dit mede afhankelijk van hoe het op een bepaald moment met hem gaat.
*
toevoeging betrokkene: ik ben wat specifieker geweest en heb gezegd:
"dan kom ik nog niet aan een uur per dag".
3. Diagnose
8L610
8P609
4. Beschouwing
Algemeen:
In het kader van de
éénmalige herbeoordeling volgens
het aangepaste Schattingsbesluit werd een 40-jarige man op het spreekuur gezien,
een voormalig programmeur, die alhier al vele jaren bekend is met WAO-toekenning vanwege
problematiek van het houdings- en bewegingsapparaat. Uit de
thans afgenomen anamnese
is duidelijk geworden, dat invaliderende klachten van hoofd-, nek- en rugpijn,
spierverkrampingen, blokkeringen en duizeligheid betrokkene tot op heden sterk parten
blijven spelen. Doordat zijn moeder door ziekte enige tijd uitgeschakeld was
en hulp van buitenaf voor haar moest worden ingeschakeld,
heeft hij zich meer dan ooit gerealiseerd, hoezeer hij doorgaans afhankelijk is van haar steun,
die in de betreffende periode echter was weggevallen.
Hij probeerde in die periode behulpzaam te zijn voor haar, maar moest vanwege deze activiteiten
meer heen en weer lopen, waardoor hij minder toe kwam aan zijn meer gebruikelijke activiteiten,
terwijl hij voorts ook minder kon liggen. Hij stelt, dat m.n. de afgelopen twee jaar het liggen
het grootste probleem voor hem vormt. Hij probeert zo te liggen, dat zijn nek wat uitrekt,
maar het effect is gaandeweg aan het minderen. Hij moet zoeken naar andere wegen om de klachten
te beinvloeden. Mogelijkheden daarbij zijn b.v. het op de grond liggen, het in buikligging liggen
op een behandeltafel met verstelbare hoofdsteun, terwijl hij voorts ook een
kanteltafel ter beschikking
heeft, waarin hij met een klem om de enkels achterover kan kantelen, hetgeen verlichting
en ontspanning van de nek geeft. Door optredende verdraaiingen c.q. scheef trekken tijdens
het liggen wordt er spanning in de spieren opgebouwd, waardoor hij vaak grote moeite heeft
om uit bed te komen. Afhankelijk van hoe hij zich lichamelijk voelt (qua klachten en spierspanning)
maakt hij gebruik van één van de genoemde mogelijkheden, waarvan hij denkt,
dat die op dat moment het beste kan helpen. Het opstaan uit bed kost veel moeite,
er is daarbij ook sprake van uitgesproken stijfheid van de onderrug.
Als hij een maal op gang en wat in beweging is gekomen, wordt de hinder van stijfheid minder.
Het is niet alleen de onderrugpijn, die bij opstaan speelt, ook de nek geeft dan al veel problemen
in de zin van verkramping, hoofdpijn of duizeligheid. Bij zitten vormt de nek evenwel
het grootste probleem. Het is het beste voor hem om na twee (uiterlijk drie) uur
*
bezig zijn weer te gaan liggen (1-2 uur) om de nek te ontlasten.
Qua intensiteit van de pijn staat de nek centraal (meer dus dan de rug).
E.e.a. is ook afhankelijk van wat hij doet. Hij geeft in dit verband aan
ook de li schouder zo veel mogelijk te proberen te laten rusten.
Hij geeft aan goed te moeten uitkijken met wat hij doet of wil gaan doen.
Als er al sprake is van spierverkramping is het beter om rust te houden
dan een activiteit te starten of voort te zetten. Het optreden van duizeligheid
heeft te maken met lang zitten en de houding van het hoofd.
M.n. bij het naar links draaien of bij het vooroverbukken kan hinder opspelen.
Ook het aan tafel zitten kan een probleem vormen, omdat hij dan te veel naar beneden
moet kijken. Er is thans geen hinder van uitstraling in de armen,
maar als nek en bovenrug opspelen, kan het lastiger worden. Hij geeft aan e.e.a.
te kunnen controleren, mits hij dan maar niet langer dan ongeveer twee uren
*
achtereen bezig is. Warmte heeft een positieve invloed op zijn klachten,
terwijl koude een negatieve rol speelt. Vochtig weer heeft als zodanig weinig invloed
op zijn klachten. Omdat van warmte een positieve invloed uitgaat,
draagt hij veel kleding om zo warm mogelijk te blijven.
Ook heeft hij een
electrisch verwarmd vest en een electrisch deken op bed.
Betrokkene heeft het afgelopen jaar geen specifieke behandeling gehad behoudens
enkele keren manuele therapie, gericht op het losmaken van nek en rug.
Ook gaat hij eenmaal per jaar naar een osteopaath. Uit het afgenomen dagverhaal blijkt,
dat betrokkene t.g.v. zijn klachten geen duidelijke of vaste structuur in zijn dagen heeft.
Hij stemt zijn bezigheden af op aard en ernst van zijn klachten en ervaart
daarbij veel rustperioden te moeten inbouwen. Hij beweegt zich weinig buitenshuis
en maakt buiten ook geen wandelingen, daar hij dit als te belastend ervaart voor m.n.
de li kant van de nek, de spieren gaan dan trekken. Betrokkene bezoekt zelden een kennis.
De afgelopen zomer is hij wel naar de verjaardag van zijn neefje gegaan.
Hij is dan aangewezen op het meerijden in zijn moeder's auto,waarin hij
een aangepaste passagiersstoel heeft. In de auto draagt hij vaak een
halskraag
ter ondersteuning van de nek. Ook heeft hij een aangepaste stoel als hij ergens
op bezoek is. M.b.t. computergebruik is te zeggen, dat hij gebruik maakt van
een
voetmuis. Hij heeft al lang geleden een typediploma gehaald,
hetgeen gelet op zijn klachten het voordeel heeft, dat hij niet naar beneden
op het toetsenbord hoeft te kijken, maar zich met zijn hoofd recht vooruit
kan richten op het beeldscherm. Hij kan de polsen ook goed laten rusten.
Op die wijze kan hij toch redelijk bezig zijn achter de computer,
mits dit niet te lang is. Bij te zeer oplopende nekverkramping,
een verkeerde houding in bed dan wel bij te lang schrijven kan linkszijdige
hoofdpijn optreden. Nu hij een
electrisch verwarmingsvest heeft merkt hij,
dat het toch wat scheelt. Als hij zich warm houdt, gaat het n.l. wat beter.
Een warme douche kan ook helpen voorkómen, dat deze opkomende hoofdpijn
dan helemaal doorzet. T.a.v. de door de eerdere verzekeringsarts vastgestelde huidafwijkingen
merkt hij laatstelijk nog op, dat dit bij verdere controle
geen verontrustende bevindingen heeft opgeleverd. Verdere gezondheidsklachten
zijn er niet. Bij orienterend lichamelijk onderzoek alhier imponeert
de grote behoedzaamheid van betrokkene t.a.v. het maken van nekbewegingen,
waarnaast ter linkernekzijde een wat verhoogde spierspanning voelbaar is.
Op rugniveau is er hooguit aanwijzing voor geringe houdingsafwijkingen,
op basis waarvan geen uitgesproken dan wel direct evidente houdingsproblematiek imponeert.
In functionele zin zijn er t.a.v. de rug geen duidelijke beperkingen.
O.b.v. de bevindingen bij het spreekuurcontact is mij niet gebleken
van duidelijke psychopathologie (hetgeen aansluit op de bevindingen
van het verleden c.q. de laatste jaren).
*
m.b.t. 'bezig zijn weer' en 'achtereen bezig' is stelt betrokkene,
dat dit heel ruim te interpreteren is.
Hij heeft dit aangeduid met o.a.: "zit of sta of iets doe".
Weging:
De gegevens van de voorgeschiedenis en anamnese maken duidelijk,
dat er sprake is van een chronisch, al vele jaren bestaand en
door belanghebbende als sterk invaliderend ervaren klachtenpatroon
van het bovendeel van het houdings- en bewegingsapparaat (nek, rug).
De klachten hebben een dermate centrale en overwegende plaats
in betrokkene's leven gekregen, dat in essentie kan worden gesproken
van een vrijwel volledige gerichtheid c.q. fixatie op deze klachten
en het hiermee omgaan. Betrokkene's klachten en gedragingen zijn t.a.v.
de door hem ervaren invalidering consistent te achten,
zoals weerspiegeld wordt in een zeer behoedzaam (nek)spieraanspannings- en
bewegingspatroon en een in functionele zin sterk ingeperkt activiteitenpatroon.
Het dagelijks functioneren wordt bepaald door aard en ervaren ernst van
de klachten en staat overwegend in het teken hiervan,
waarbij inspanning van beperkte duur regelmatig met rust c.q.
gerichte spierontspanning onderbroken wordt.
Met dit al biedt de dagindeling weinig ruimte
voor verdere invulling en structuur en komt betrokkene
ook maar op een beperkt niveau tot andere bezigheden.
Dit betreft dan deels activiteiten in het kader van zijn
al jaren lopende juridische procedures tegen het UWV,
deels ADL-, deels ontspannende bezigheden in de persoonlijke sfeer.
Verder kan worden gesproken van een uitermate marginaal sociaal functioneren.
Blijkens eerdere rapportages is het alhier geschetste beeld
van klachten en functioneren niet wezenlijk anders dan in het verleden.
Zoals dit in het verleden evenzo steeds heeft gespeeld,
is ook thans het cruciale punt in de beoordeling of en
in hoeverre het invaliderende klachten- en gedragspatroon
van belanghebbende in medisch-objectieve zin door ziekte gedragen wordt
c.q. onder de noemer ziekte te vatten is. Uitgangspunt van
de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is namelijk,
dat arbeidsongeschiktheid een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen
gevolg van ziekte dient te zijn. In dit verband nu is te zeggen,
dat ondanks door meerdere specialisten verrichte onderzoeken
in het verleden in medische zin nimmer harde diagnosen zijn gesteld,
dit noch op lichamelijk noch op geestelijk vlak. Wel heeft een reumatoloog
vele jaren geleden aangegeven uit te gaan van een mechanisch-functionele stoornis
rond vooral mechanisch bepaalde
houdingsproblematiek. Los van de vraag
of met deze diagnose niet eerder wordt verwezen naar een mechanisme
dan een ziekte kan o.b.v. deze houdingsproblematiek in ieder geval
in medische zin de subjectief ervaren ernst van de klachten
en het ervaren functionele onvermogen niet of onvoldoende worden verklaard.
Hooguit kan op grond hiervan tot op zekere hoogte enige kwetsbaarheid
voor verdraaiingen c.q. blokkeringen en als gevolg hiervan optredende pijnklachten
worden begrepen, maar gelet op het feit, dat nimmer ernstige houdingsafwijkingen
zijn beschreven (of thans door mij zelf zijn vastgesteld) had
met adequate houdings- en ontspanningstherapie in medische zin
een over het geheel genomen veel beter functioneren mogen worden verwacht
dan waarvan betrokkene sindsdien ooit blijk heeft gegeven.
Ook is voor deze discrepantie geen medische verklaring gevonden
in de zin van een mogelijk aandeel van psychopathologie,
hetgeen aansluit op betrokkene's eigen perceptie,
dat er nimmer sprake is geweest van duidelijke psychoproblematiek.
Voorzover de in het verleden gesignaleerde houdingsproblematiek
niet ten volle kan bevredigen als een het hele klachtenbeeld omvattende ziektediagnose
zou in meer globale zin uitgegaan kunnen worden van wat binnen
de huidige medisch-diagnostische classificatiesystemen
staat gedefinieerd als een
somatoforme stoornis,
daar aan alle voorwaarden van deze definitie kan worden geacht
te zijn voldaan *(
zie achteraan de rapportage: bijlage bij beschouwing).
Of nu in diagnostische zin wordt uitgegaan van houdingsproblematiek
dan wel van een somatoforme stoornis, gelet op de klachten
en onderzoeksbevindingen kan het plausibel worden geacht
om t.a.v. betrokkene's fysieke kwetsbaarheid op nek- en rugniveau
uit te gaan van beperkingen voor dynamische nek- en rugbelasting
alsook trillingsbelasting. Verder is het aannemelijk te achten,
dat van stressfactoren een negatieve invloed kan uitgaan op
de betreffende spiergroepen middels het mechanisme van
reactieve overmatige spieraanspanning, om welke reden
het in medische c.q. medisch-preventieve zin aangewezen
is te achten enige beperking voor stressbestendigheid
(tijdsdruk, conflicthantering) aan te houden.
Voorts kan het gelet op de kwetsbaarheid van de nek- en rugmusculatuur
aangewezen worden geacht om in de sfeer van arbeid extremen
in omgevingstemperatuur te vermijden (m.n. koude).
Laatstelijk kan in deze nog worden opgemerkt, dat er, -of nu
wordt uitgegaan van houdingsproblematiek in engere zin,
dan wel van een somatoforme stoornis-, in medische zin eigenlijk
geen aanleiding is om een urenbeperking in passende arbeid aan te houden,
daar geen van de indicatiegebieden van toepassing is, zoals deze zijn verwoord
in de Standaard Verminderde Arbeidsduur. (De verzekeringsarts is,
indien hij een urenbeperking in passende arbeid overweegt,
voor de onderbouwing van zijn standpunt gehouden aan de richtlijnen
van deze standaard). Zo is allereerst een vermindering van de
energetische belastbaarheid
bij geen van de genoemde diagnoses medisch aannemelijk te achten,
daar er geen medische onderbouwing is in de zin van een aangetoonde stoornis
in de energetische huishouding; verder is er ook geen sprake
van
verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege het volgen van
een medisch geindiceerd te achten behandeling, terwijl laatstelijk bij
deze diagnoses ook geen duidelijke
preventieve grond (anders dan hierboven)
is te benoemen om een urenbeperking in passende arbeid aangewezen te achten.
Zoals hierboven ook al is aangegeven, is in medische zin voorts niet gebleken
van psychische co-morbiditeit, die wellicht nog reden zou kunnen vormen om
een urenbeperking in passende arbeid te kunnen rechtvaardigen.
Met dit al is de conclusie, dat er o.b.v. de voorhanden medische gegevens
géén grond bestaat om een urenbeperking in passende arbeid
geindiceerd te achten. Weliswaar wordt hiermee afgeweken van de lijn bij
eerdere medische beoordelingen, zoals die in het verleden alhier zijn verricht,
maar toch bestaat bepaald niet de indruk, dat met dit standpunt inbreuk
zou worden gemaakt op eerder in casu gedane rechterlijke uitspraken
en de daarin opgenomen overwegingen (**
zie voor een nadere toelichting achteraan
de rapportage: bijlage bij beschouwing ). Met inachtneming van bovenstaande overwegingen
is de slotsom van de onderhavige beoordeling, dat belanghebbende in
een normaal gebruikelijk arbeidspatroon aangewezen kan worden geacht op
niet stresserende (tijdsdruk, conflicthantering) en ook
niet al te nek- en rugbelastende arbeid. Een en ander is nader uitgewerkt
en vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst,
die als bijlage bij deze rapportage is opgenomen.
Belastbaarheid:
Voor de aktuele belastbaarheid van belanghebbende werd
een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld.
Zie hiervoor de desbetreffende bijlage.
Belastbaarheidsprognose:
De prognose t.a.v. werkhervatting en aandoening is:
Er bestaat momenteel een redelijke eindtoestand en op korte termijn (binnen 3 maanden)
is er geen aanzienlijke verandering in de belastbaarheid te verwachten.
Reactie van belanghebbende:
E.e.a. werd niet met betrokkene besproken. Eerder werd met hem afgesproken,
dat het standpunt in schriftelijke vorm zou worden aangeleverd.
E.e.a. werd ook in een schrijven d.d. 12-01-06 aan hem bevestigd.
5. Conclusie
Bij het onderzoek werden afwijkende bevindingen vastgesteld. Deze bevindingen zijn
een rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek. Hierdoor is belanghebbende aangewezen
op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst.
Belanghebbende kan de huidige mogelijkheden duurzaam benutten.
6. Planning
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is afgerond.
De casus wordt overgedragen voor arbeidskundig onderzoek.
Vanuit verzekeringsgeneeskundige invalshoek is er niet of nauwelijks kans
op significante wijziging van de belastbaarheid (code 3),
om welke reden er in medische zin geen indicatie is voor
toekomstig verzekeringsgeneeskundig heronderzoek.
Bijlage bij de beschouwing:
*Van een dergelijke stoornis kan worden gesproken bij de aanwezigheid van lichamelijke klachten,
die de suggestie wekken van een lichamelijke aandoening, maar die niet of niet
ten volle kunnen worden verklaard door een lichamelijke aandoening,
het gebruik van middelen of een onderkende psychische stoornis,
die deze klachten zou kunnen verklaren. Van belang is het om daarbij te benadrukken,
dat bij dergelijke beelden vaak net zo min duidelijke aanwijzingen zijn
voor geestelijke als voor lichamelijke oorzaken of aanknopingspunten.
Centraal staat bij dergelijke beelden de manier,
waarop de klachten worden beleefd, de opvattingen over de klachten,
het ziektegedrag en factoren, die klachten of beperkingen onderhouden.
Definitie Ongedifferentieerde somatoforme stoornis:
A/ één of meer lichamelijke klachten.
B/ Ofwel (1) of (2):
-(1): na adequaat medisch onderzoek zijn de symptomen niet eerder toe te schrijven
aan een bekende somatische aandoening of het directe effect van
een middel (b. v. drug of geneesmiddel);
-(2): indien er een somatische aandoening is, die hiermee verband houdt,
zijn de lichamelijke klachten of de hieruit volgende sociale
of beroepsmatige beperkingen ernstiger dan verwacht zou mogen worden o.b.v. anamnese,
lichamelijk onderzoek of laboratorium (c.q. onderzoeks) uitslagen.
C/ de symptomen veroorzaken in significante mate lijden of beperkingen
in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op
andere belangrijke terreinen.
D/ de duur van de stoornis is tenminste zes maanden.
E/ de stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een bekende psychische stoornis,
die de klachten zou kunnen verklaren.
Ter verklaring van het klachtenbeeld is binnen de groep somatoforme stoornissen
ook de diagnose pijnstoornis overwogen. Omdat bij de definitie van deze stoornis
is opgenomen, dat psychische factoren worden verondersteld een belangrijke rol te spelen
bij begin, ernst, verergering en het voortduren van de pijn,
is deze diagnose in casu onwaarschijnlijk, daar bij betrokkene nu en
in de voorgaande jaren geen duidelijke psychopathologie is geobjectiveerd.
**Zo heeft de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak d.d.
19-11-02 o.a. al aangegeven,
dat de urenbeperking, die in het verleden was gesteld en aanvaard, 'mede ingegeven was
door overwegingen m.b.t. de psychische toestand van belanghebbende,
welke opvatting
de bezwaarverzekeringsarts blijkens haar rapportage thans niet aanhangt' (n.l.
geen sprake van psychopathologie). Hieruit spreekt m.i. de impliciete suggestie,
dat daarmee de grond voor het aanhouden van een urenbeperking eigenlijk zou
zijn komen te vervallen (ook al heeft de bezwaarverzekeringsarts met deze suggestie
later niets gedaan). De rechtbank heeft vervolgens bij uitspraak d.d. 15-04-04
de medische onderbouwing (o.b.v. 6 uur per dag) voor het aanhouden van 45-55% WAO
met ingang van 05-03-'97 (en 01-06-'99) rechtens aanvaard en bekrachtigd.
Nadat bij de voorlaatste beoordeling alhier de toenmalige verzekeringsarts zich
had geconformeerd aan dit standpunt, heeft naar aanleiding hiervan de rechtbank
in de meest recente uitspraak d.d.
23-08-05 aangegeven,
dat volstrekt onvoldoende is gemotiveerd om welke reden deze urenbeperking
gehandhaafd
dient te blijven. Alhoewel er in eerste instantie een zeker spanningsveld tussen
deze rechtbankuitspraken lijkt te bestaan, zou in ieder geval een verklaring hiervoor
kunnen worden gevonden in het feit van de in werking treding vanaf begin 2000 van
de Standaard Verminderde Arbeidsduur, aan welke richtlijn de verzekeringsarts gebonden is
bij de onderbouwing van een door hem overwogen urenbeperking:
zo kan worden gesteld, dat de eerste uitspraak betrekking had op tijdstippen,
dat deze standaard nog niet van toepassing was (vóór 2000),
terwijl de tweede uitspraak betrekking had op een tijdstip,
dat deze richtlijn wel van toepassing was.
E.e.a. brengt met zich mee, dat t.a.v. de voorlaatste beoordeling door
de rechtbank terecht is gesteld, dat voor het aanhouden van een urenbeperking
in passende arbeid (eens te meer) een zelfstandige medische onderbouwing had dienen
te worden gegeven (en wel o.b.v. de indicatiegebieden, die
de Standaard Verminderde Arbeidsduur noemt om een eventuele urenbeperking
in arbeid te kunnen rechtvaardigen). Zoals hierboven is beargumenteerd zijn
er thans t.a.v. de Indicatiegebieden, die de standaard noemt
(Energetisch, Beschikbaarheid, Preventief) geen overtuigende medische argumenten
om hiervan in casu uit te kunnen gaan.