Medisch Adviseur dokter W4.
Deze bladzijde is niet volledig. Ik heb ergens nog aantekeningen en notities en papieren
liggen die hier nog niet bij staan.
2000
In verband met problemen rond de WAO-keuringen, heb ik mijn
advocaat gevraagd, om een beroep te doen op medisch
adviseur drs. W. (arts). Hieronder de brief van mijn advocaat aan de
medisch adviseur.
W.
t.a.v. drs W.
A.
M., 29 mei 2000
Van mr P.
Geachte heer W.,
Mijn cliënt is de heer D., wonende te ### aan de ###. Cliënt is geboren op ###.
Hij is o.a. werkzaam geweest bij C. B.V. te M. (sinds 23 juli 1990).
Hij heeft bij deze vennootschap gefunctioneerd als software-engineer.
Op 21 april 1992 heeft hij zich bij zijn werkgever ziek gemeld.
Op 23 april 1993 is de mate van arbeidsongeschiktheid van cliënt vastgesteld op 45-55%.
Op dat moment werkte cliënt 3,6 uur per dag.
Hij heeft medio 1993 aangeven bij de Gemeenschappelijke Medische Dienst (
GMD)
dat uitbreiding van het aantal uren niet haalbaar was.
Bij beslissing van 19 oktober 1993 is de arbeidsongeschiktheid van cliënt
gewijzigd vastgesteld op 15-25%.
Bij beslissing van 19 april 1994 is de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 15-25%
ingaande 1 juni 1994 en eindigende 1 juni 1999.
Tegen deze beslissing heeft cliënt beroep ingesteld.
Het G. achtte cliënt in staat om gedurende 6 uur per dag werkzaamheden te verrichten
hetgeen cliënt heeft bestreden.
De rechtbank heeft bij beslissing d.d. 2 maart 1995
de ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Op 5 maart 1997 heeft cliënt zich bij zijn werkgever ziek gemeld
ten gevolge van een toename van zijn beperkingen.
Deze toename zou er toe dienen te leiden dat cliënt
na het 4 weken ontvangen hebben van ziekengeld,
ingeschaald zou worden in een hogere WAO/AAW-klasse (Wet Amber, artikel 39a WAO).
Op 28 mei 1997 heeft het G. besloten cliënt op en na 26 mei 1997
niet meer wegens ziekte of gebreken ongeschikt te achten tot het verrichten
van zijn arbeid. Nadat het bezwaar dat cliënt tegen deze beslissing heeft
ingediend werd afgewezen, heeft cliënt beroep ingesteld bij
de arrondissementsrechtbank M.. Bij beslissing d.d.
25 augustus 1998 heeft
de rechtbank het beroep, zoals dat werd ingesteld door cliënt,
ongegrond verklaard. Bij beroepschrift d.d. 2 oktober 1998 is hoger beroep ingesteld
van deze beslissing bij de Centrale Raad van Beroep,
die bij uitspraak van
29 december 1999 de beslissing van
de arrondissementsrechtbank heeft vernietigd. Dit overigens op formele gronden.
Bij beslissing d.d.
31 mei 1999 heeft G. B.V. het arbeidsongeschiktheids-percentage
van cliënt ongewijzigd vastgesteld op 15-25%.
Cliënt heeft zich hiermee niet kunnen verenigen
en heeft op 6 juli 1999 een bezwaarschrift ingediend hetwelk vervolgens
door het G. ongegrond is verklaard.
Op dit moment is een beroepsprocedure aanhangig bij de arrondissementsrechtbank.
Cliënt kampt met diverse beperkingen ten gevolge van een beperking
aan de Cervicale wervelkolom, o.a. van C2/C3 en C4.
Cliënt is vermoeid, heeft zeer vaak hoofdpijn, pijn in de nek,
verkramping van spieren bij het inspannen, migraine,
slaapproblemen en duizeligheid.
Sinds 1997 kampt cliënt met een toename van zijn beperkingen
welke als volgt kunnen worden aangegeven:
• Het gebruik van spieren is steeds meer beperkt door toename van pijn in de nek.
• De in het verleden opgetreden beperkingen veroorzaken steeds meer hinder.
• Er is sprake van een toename van pijn in de nek.
• Er is sprake van een snel optredende hoofdpijn en duizeligheid.
• Moeheid neemt fors toe. Cliënt dient globaal 9 uur per dag te slapen
en ligt globaal 16 uur dag op bed. Hij dient ook 's ochtends 1 a 2 uur
en 's avonds 1 uur te rusten. Ook 's middags rust cliënt gemiddeld 3 uur.
• Er is sprake van bewegingsbeperkingen.
Cliënt ondervindt voorts meer hinder aan de beperkingen van C2/C3
en heeft meer last van verkramping van spieren in de nek.
Cliënt wenst gaarne dat medische objectivering van zijn beperkingen plaats vindt.
Het is om deze reden dat cliënt zich wendt tot u
met het verzoek uw uurtarief mede te delen en een inschatting te maken van de kosten,
verbonden aan een onderzoek naar het antwoord op de vraag of,
en zo ja op grond waarvan, de gebreken van cliënt zijn te objectiveren
in de zin van de WAO/Ziektewet dan wel of u cliënt kunt verwijzen
naar deskundigen dienaangaande welke voor objectivering kunnen zorgdragen.
Namens cliënt merk ik wel uitdrukkelijk op dat zijn gezondheidstoestand
van dien aard is dat hij niet diverse onderzoeken kan ondergaan,
en bij voorkeur niet buiten zijn woning. Mede om deze reden doe ik u
het meest relevante deel van het dossier van cliënt toekomen.
Dit is wellicht reeds voldoende om te komen tot medische objectivering.
Te uwer informatie doe ik u in de bijlage enige relevante stukken toekomen:
1. Beroepschrift onder nader aan te voeren gronden d.d. 10 februari 2000.
Bij dit beroepschrift is o.a. overgelegd het bezwaarschrift
onder nader aan te voeren gronden d.d. 6 juli 1999,
het bezwaarschrift nadere gronden d.d.
1 september 1999.
Bij dit laatste bezwaarschrift is o.a. gevoegd als productie 2
het beroepschrift aan de Centrale Raad van Beroep d.d. 2 oktober 1998
en de daarbij gevoegde producties 7 t/m 10.
Hierbij is o.a. opgenomen een bespreking van cliënt van
de psychiatrische rapportage van dr E. (productie 7),
de uitspraak van de arrondissementsrechtbank M. d.d. 2 maart 1995 (productie 8)
en het eigen verhaal van cliënt d.d. 20 november 1998 (productie 9)
alsmede een dag- en weekoverzicht dat cliënt heeft opgesteld
d.d. 10 april 1999 (productie 10). Voorts is bijgevoegd als productie 3
bij het beroepschrift nadere gronden een beroepschrift
onder nader aan te voeren gronden aan de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Bij dit beroepschrift is als productie 3 bijgevoegd
een rapportage van drs F3. te M.. Voorts is daarbij gevoegd een brief
van reumatoloog S8. d.d.
18 decenber 1997.
2. Beroepschrift nadere gronden d.d. 15 maart 2000. Hierbij is o.a. gevoegd de
psychiatrische rapportage van dr E. d.d. 26 oktober 1994 (productie 2)
alsmede recente medische informatie van orthopedisch chirurg J. te B. d.d. 19 februari 1999
(productie 3), manueel therapeut H. te M. d.d. 17 september 1999 (productie 4)
en de brief van S., revalidatiearts d.d. 29 april 1999 (productie 5).
3. Brief drs G., verzekeringsarts G. B.V. d.d. 2 maart 1998.
4. Brief van neuroloog dr R. d.d. 22 juni 1999.
5. Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d.
29 december 1999.
6. G.-dossier d.d. 17 maart 2000.
7. Klacht G. B.V. te G. d.d. 28 januari 2000
8. Reactie G. B.V. d.d. 28 februari 2000.
9. Klacht G. B.V. te G. d.d. 26 februari 2000.
10. Klacht G. B.V. te G. d.d. 25 maart 2000.
11. Reactie G. B.V. d.d. 31 maart 2000.
12. Klacht tegen G. B.V. bij Nationale Ombudsman Den Haag d.d. 10 april 2000
13. Brief G. B.V. te G. d.d. 28 april 2000.
14. Reactie G. B.V. te G. d.d. 3 mei 2000.
15. Rapportage G., verzekeringsarts G. B.V. d.d. 22 september 1997.
16. Brief S., huisarts, d.d. 8 februari 1999.
17. Klacht tegen G. B.V. te G. d.d. 20 mei 2000.
Mocht u nog wensen te beschikken over verdere informatie, dan verneem ik dit gaarne van u.
Ik doe u dit verzoek namens cliënt.
Gaarne verneem ik uw uurtarief.
Voorts moge ik u verzoeken mij een inschatting te doen toekomen van de
aan het verzoek van cliënt verbonden kosten.
Vervolgens zal cliënt u berichten of opdracht wordt gegeven
tot het beantwoorden van de hierboven gestelde vragen.
Hoogachtend,
P.
Mijn advocaat stuurt er nog wat achteraan:
W.
t.a.v. drs W.
A.
M., 24 juli 2000
Van mr P.
U zonder begeleidend schrijven aangeboden:
- kopie van mijn brief van heden aan de arrondissementsrechtbank R.
P.
De medisch adviseur schreef de volgende eerste beoordeling:
Mr. P., advocaat
PER GEWONE POST EN PER TELEFAX
Inzake : D./Beroep
Ons kenmerk : pla.###.005.w
A./G., 31 juli 2000
Geachte heer P.,
Naar aanleiding van uw verzoek van 29 mei jl. u ten behoeve
van uw cliënt, de heer D., medisch te adviseren ten aanzien
van het door het G. vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage
van 15 tot 25%, kan ik u als volgt berichten:
In bijlage is een overzicht ingesloten, waarin de meest relevante
curatieve, verzekeringsgeneeskundige en overige gegevens worden
weergegeven.
Beschouwing
Uit deze gegevens wordt duidelijk,dat de heer D. lijdt aan een
chronisch pijnsyndroom van
vooral de wervelkolom wat onder meer met duizeligheid, concentratie-en
geheugenstoornissen en vooral ook vermoeidheid gepaard gaat.
Deze klachten nemen bij heel beperkte belasting reeds toe, waardoor
opvallend ernstige beperkingen in het functioneren bestaan.
Dit laatste blijkt onder meer uit de uitval voor zijn werkzaamheden,
de dagbesteding met veel bedlegerigheid, afhankelijkheid van
huishoudelijke hulp, terwijl
uitgebreide aanpassingen gerealiseerd
zijn geweest.
De klachten debuteerden deels al vóór de uitval
voor zijn werkzaamheden als programmeur in 1992 aangezien op
6-jarige leeftijd hiervoor een
kinderarts geraadpleegd en op 12-jarige
leeftijd fysiotherapie gegeven werd.
De heer D. heeft zijn opleiding zonder problemen doorlopen en
is na ongeveer 2 jaar voor zijn werk uitgevallen. Op basis van
een gedeeltelijke hervatting in eigen werk werd een
arbeidsongeschiktheidsklasse
van eerst 45-55% en later, toen 6 uur hervatting voor mogelijk
werd gehouden.van 15-25%. Dit percentage is, ondanks het vanaf
1997 niet meer kunnen uitoefenen van de eigen werkzaamheden
met bovendien ontslag in 1999, op de beoordeling uit 1993 en
ook later niet op een
FIS-beoordeling gebaseerd gebleven.
Er hebben in de loop der jaren onderzoeken plaatsgevonden door
het R., orthopaedisch
chirurgen, een psychiater, psycholoog, neuroloog, rheumatoloog,
internist en neuroloog, terwijl bij de behandeling tevens fysiotherapeuten
en een osteopaat betrokken zijn geweest. In 1999 heeft nog een
uitgebreide specialistische screening plaatsgevonden.
Het onderzoek naar eventuele lichamelijke oorzaken is uitvoerig
en adequaat geweest, waarbij bewegingsbeperkingen in de wervelkolom
en toegenomen spierspanning werden geconstateerd. Deze kunnen
echter hooguit een deel van de klachten en zeker niet de omvang
daarvan verklaren. Niettemin is het naar voren komen beeld dat
van iemand, die veel klachten en beperkingen ondervindt, waarbij
in het geheel geen aanwijzingen voor simulatie bestaan. Iemand
presenteert dit niet zomaar, zodat de vraag rijst wat er dan
aan de hand kan zijn.
De psychiater E. diagnosticeerde een ontwikkelingsstagnatie
en vroege persoonlijkheidsproblematiek met een duidelijk als
pathologisch imponerend beeld, terwijl de
psychologe K. een somatisatiestoornis vond.
Voorgaande conclusies lijken consistent met alle overige gegevens.
Tegelijkertijd meende de
psychiater, bij gebreke van voldoende argumenten tot het tegendeel,
dat 6 uur arbeid in eigen werk mogelijk moest zijn, terwijl
de psycholoog K7. ten onrechte tot een normaal geïntegreerde
persoonlijkheid concludeerde en door de psychologe F3. later
zelfs de somatisatie ontkend werd. Dit laatste werd verder in
geheel niet beargurnenteerd en is in strijd met de eerdere testgegevens.
Uit het verdere beloop blijkt hoezeer de diagnose somatisatiestoornis
juist moet zijn.
Toelichting:
Een somatisatiestoornis is volgens de DSM classificatie aanwezig,
wanneer er een voorgeschiedenis van vele lichamelijke klachten
bestaat, beginnend voor het dertigste jaar, een aantal jaren
aanwezig, die geleid hebben tot het zoeken van behandeling of
tot significante beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Daarbij gelden als criteria het voorkomen van pijnsyndromen,
buiksymptomen, een seksueel symptoom en een pseudoneurologisch
symptoom, waarbij na adequaat medisch onderzoek geen van de
symptomen aan een bekende lichamelijke aandoening kan worden
toegeschreven of de uit een lichamelijke aandoening
voortvloeiende klachten of beperkingen ernstiger zijn dan op
grond van het onderzoek verwacht zou worden, terwijl de symptomen
niet met opzet worden veroorzaakt of voorgewend.
Het al of niet aanwezig zijn van een persoonlijkheidstoomis
staat los van de diagnose
somatisatiestoornis.
Een grote rol speelt, dat de heer D. niets van een eventueel
psychische oorzaak van zijn
klachten wil weten. Het lijkt echter zeer waarschijnlijk, dat
de klachten voor minstens een deel door een psychologische factor
veroorzaakt en in ieder geval onderhouden worden. Bij elk chronisch
pijnsyndroom speelt dit een rol, terwijl daar in onderhavige
zaak aanvullende argumenten voor bestaan. De G. artsen onderkenden
de somatisatiestoornis en een karakterneurotische problematiek,
maar kennelijk vormde de afwijzing van de heer D. van een
mogelijke psychologische factor de grond om daar in de beoordeling
van de belastbaarheid aan voorbij te gaan.
In zo'n geval behoort onder voorbijgaan aan het ziekte-inzicht
van de betrokkene door de
verzeheringsgeneeskundige een eigen inschatting van de psychische
belastbaarheid plaats te vinden.
Op grond van voorgaande overwegingen adviseer ik u op een
deskundigenonderzoek
door een psychiater aan te dringen, zodat meer zekerheid over
het bestaan van een psychiatrisch aandoening, de aard daarvan
en daaruit voortvloeiende beperkingen verkregen kan worden.
Op grond van het dossieronderzoek ben ik van mening, dat zonder
een psychiatrisch onderzoek geen rechtvaardig oordeel over de
aard en omvang van de bij de heer D. toch evident aanwezige
arbeidsongeschiktheid mogelijk is. De enige andere mogelijkheid
zou zijn, dat de verzekeringsgeneeskundige een eigen beoordeling
van de lichamelijke en psychische belastbaarheid maakt en zich
daarbij op de feitelijke situatie van de heer D. baseert, maar
meer zorgvuldig zou toch een nieuw psychiatrisch onderzoek zijn.
Als aan te stellen deskundigen zou aan één van
de navolgende psychiaters gedacht kunnen worden:
Drs. M. A.
Dr. L. A.
Drs. N. A.
Drs. D. W.
In het vertrouwen u hiermede voldoende te hebben ingelicht,
met vriendelijke groet.
W., medisch adviseur
Bijlagen
Overzicht gegevens
Declaratie medische advisering
De bijlagen staan op een afzonderlijke bladzijde.
Ik kwam er achter, dat terwijl mijn advocaat namens mij advies vroeg
aan deze arts, hij tegelijkertijd een rechtzaak voerde tegen deze arts,
namens een ex-werknemer. Volgens mij is er sprake van belangenverstrengeling,
en had mijn advocaat mij dat moeten vertellen. Mijn advocaat vond dat
er geen belangenverstrengeling was. Dat klopt misschien juridisch wel,
maar ik denk dat het toch wel van invloed is geweest op het rapport
dat deze arts schreef.
Aan: W.
t.a.v. drs. W., arts
Copy: B. t.a.v. mr P.
16 september 2000
inzake: D./Beroep
bijlagen: lijstje met o.a. christelijke psychiaters.
Geachte dokter W.,
Naar aanleiding van ons telefoongesprek van 13 september 2000,
stuur ik u hierbij een lijstje met o.a. christelijke psychiaters.
Ik heb een paar bezwaren op uw rapport, en er zijn een paar
onjuiste gegevens waarop u zich baseert, maar dat heb ik (nog)
niet opgeschreven. Ook ontbreken er een paar dingen in de stukken
die u heeft, dat zoek ik t.z.t. nog verder uit.
Met vriendelijke groet,
D.
De medisch adviseur schrijft een psychiater aan. Hieronder staat
eerst de begeleidende brief aan mijn advocaat.
W.
Medisch Adviseurs
A.
### ADVOCATEN
Mr. P.
M.
Inzake : D./Beroep
Ons kenmerk : pla.###.005.w
A./G., 6 oktober 2000
Geachte heer P.,
Hierbij doe ik u ingesloten bijlage zonder begeleidend schrijven toekomen:
[X] ter kennisname
[ ] ter inzage
[ ] na inzage met dank retour
[ ] conform telefonisch overleg
[ ] met verzoek om commentaar c.q. instemming
Met vriendelijke groet,
W., medisch adviseur
W.
Medisch Adviseurs
GEREFORMEERD PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS ###
Drs. C., psychiater
D.
Betreft : D. / Beroep
Ons kenmerk : pla.###.005.w
A./G., 6 oktober 2000
Geachte collega,
Op verzoek van Mr. P., advocaat te M. en belangenbehartiger
van de heer D., is mij verzocht medisch te adviseren ten aanzien
van een WAO-beroepszaak.
Op grond van dossierstudie heb ik Mr. P. geadviseerd om bij
de Arrondissementsrechtbank R. op een psychiatrisch onderzoek aan te dringen.
Van de heer D. vernam ik, dat hij een sterke voorkeur voor een bij
de christelijke vereniging aangesloten psychiater heeft om welke reden ik mij tot u wend.
Graag zou ik van u vernemen of u eventueel bereid bent om als deskundige
aan de rechtbank te gaan rapporteren.
Met collegiale hoogachting,
W., medisch adviseur
Inmiddels heeft de rechtbank de uitspraak gedaan, die mijn
advocaat naar de medisch adviseur stuurt:
W.
t.a.v. drs W.
A.
M., 12 oktober 2000
Van mr P.
Geachte heer W.,
In goede orde ontving ik uw brief van 6 oktober jl.
Ik kan u mededelen dat de rechtbank inmiddels uitspraak heeft gedaan.
Een kopie van deze uitspraak treft u aan in de bijlage.
Inmiddels is beroep aangetekend met de Centrale Raad van Beroep.
Een psychiatrische expertise kan wellicht in het kader
van deze beroepsprocedure van belang zijn.
Ik bericht u nader.
Met vriendelijke groet,
P.
Hieronder staat een brief van de medisch adviseur aan mijn
advocaat, met daarbij het antwoord van de psychiater.
W.
Medisch Adviseurs
A.
### ADVOCATEN
Mr. P.
M.
Inzake : D./Beroep
Ons kenmerk : pla.###.005.w
A./G., 1 november 2000
Geachte heer P.,
Helaas ontving ik van de psychiater C het bijgevoegd schrijven,
waarin hij bericht geen psychiatrische expertise te willen verrichten.
Inmiddels ontving ik bij uw schrijven van 12 oktober jl. de uitspraak van de rechtbank,
waartegen cliënt bij de Centrale Raad van Beroep aangetekend heeft.
Het komt mij voor, dat die beroepsprocedure alleen succesvol kan verlopen,
wanneer een psychiatrisch rapport overlegd kan worden.
In mijn advies van 31 juli j l. had ik u een viertal psychiaters voorgesteld,
maar de afstand en het niet aan de stichting E. verbonden zijn van de psychiaters,
stuitten bij cliënt op bezwaren.
Het ziet er naar uit, dat we geen aan de stichting E. verbonden psychiater bereid
zullen gaan vinden om een expertise te verrichten.
Wellicht wilt u voorgaande nog eens met cliënt doorspreken
en is het misschien ook verstandig om met het aanzoeken van een hoogleraar
een rapportage met nog wat meer gewicht te kunnen inbrengen. Ik denk
dan bijvoorbeeld aan Prof. Dr. K. in het L. Ziekenhuis te A..
Ik wacht uw verdere berichten af, voordat ik de bereidheid
van Prof. K.n of één van de andere psychiaters
op hun bereidheid ga verifiëren.
Tevens bericht ik u. dat in dit dossier tot nu toe 7 uur gewerkt is
en daarmee een aanvullende voorschotnota zeker op zijn plaats is.
Ik stel voor om voor deze aanvullende voorschotnota ook weer het bedrag
van f 750,00 aan te houden.
Met vriendelijke groet en uw berichten afwachtend,
W., medisch adviseur
Bijlage: - bericht d.d. 09-10-2000 van de psychiater C
E.
D., 9 oktober 2000
W.
t.a.v. W., medisch adviseur
A.
Betreft: D./Beroep
uw kenmerk: pla.###.005.w
Geachte collega,
Naar aanleiding van uw brief dd. 6 oktober kan ik u berichten
dat wij helaas niet in kunnen gaan op uw verzoek.
Onze werkzaamheden beperken zich tot behandeling van psychiatrische patiënten.
Wij maken in principe geen psychiatrische rapportages in het kader
van WAO-beroepszaken of juridische aangelegenheden.
Met collegiale hoogachting,
C.,
psychiater
In zijn brief heeft de medisch adviseur het over psychiater prof. dr. K.,
maar dat is misschien wel de meest controversiele psychiater in Nederland.
Die psychiater houdt er merkwaardige ideeën op na. Bij de
patientenvereniging voor mensen met een vermoeidheidsziekte heeft men
zelfs een speciaal dossier over psychiater prof dr. K..
Mijn advocaat stuurt nog wat stukken naar de medisch adviseur.
W.
t.a.v. drs W.
A.
M., 21 februari 2001
Van mr. P.
Geachte heer W.,
Op verzoek van cliënt, de heer D., wonende te ###,
doe ik u bijgaand enige stukken toekomen.
Met vriendelijke groet,
P.
Een betrouwbare psychiater in mijn omgeving vinden lukt niet, en
ik dacht dat het misschien beter zou zijn om mij eerst door
een neuro-psycholoog te laten onderzoeken. Daarom heb ik mijn
advocaat gevraagd om de medisch adviseur even te laten rusten.
Een neuro-psycholoog die mij zou willen onderzoeken bleek er
niet te zijn. Mijn advocaat schreef ook neuro-psychologen aan waar
ik op dat moment niet naar toe zou kunnen gaan vanwege de reis,
maar ook die wilden mij niet onderzoeken.
W.
t.a.v. drs W.
A.
M., 27 maart 2001
Van mr. P.
Geachte heer W.,
In bovengenoemde kwestie moge ik u namens cliënt verzoeken
uw werkzaamheden tot nader order aan te houden.
Cliënt denkt hierbij aan een periode van 1 à 2 jaar.
Hoogachtend,
P.
W.
Medisch Adviseurs
A.
### ADVOCATEN
Mr. P.
M.
Inzake : D./Beroep
Ons kenmerk : pla.###.005.w
A./G., 3 april 2001
Geachte heer P.,
Hierbij bevestig ik de goede ontvangst van uw brieven
d.d. 21-02-2001 en 25-03-2001.
Ik wacht uw verdere berichten af.
Met vriendelijke groet,
W., medisch adviseur
2006
Een aantal jaren later stuurde ik onderstaande fax:
Aan: W. BV
t.a.v. dhr. drs. W.
G.
Per fax: ###
Datum: 2 februari 2006
Geachte dokter W.,
In 2000 heeft u mij geadviseerd.
Uw kenmerk was indertijd: pla.###.005.w
De briefwisseling van toen staat op mijn website: www.dossierd.nl
U kunt het vinden door mijn dossier te kiezen,
en dan in het overzicht bij 2000 (voor de 6e beroepszaak)
op "Medisch Adviseur dokter W." te klikken.
Zonder tegenbericht ga ik er van uit,
dat ik uw stilzwijgende toestemming heb om op mijn website
uw naam en uw bedrijfsnaam te vermelden.
Met vriendelijke groet,
D.
Daarop ontving ik de volgende brief:
W.
Medisch Adviseurs
De Weledele Heer
D.
Inzake : uw brief van 2 februari 2006
Ons kenmerk : pla.###.005.w
G., 6 februari 2006
Geachte heer D.,
Naar aanleiding van uw brief van 2 februari 2006 heb ik uw website bezocht.
Het is een indrukwekkend overzicht.
Alhoewel u zonder tegenbericht niet van een stilzwijgende toestemming uit mag gaan,
bericht ik u niet met het vermelden van mijn naam en de bedrijfsnaam
op uw website in te stemmen. De destijds door mij aan uw belangbehartiger
uitgebrachte adviesrapportage is niet met dat doel geschreven.
Met vriendelijke groet,
W., medisch adviseur/MAS
Het rapport dat dokter W. schreef is geen officieel rapport voor de Rechtbank,
maar inderdaad een advies dat hij naar mijn advocaat stuurde.
Toch schreef dokter W. dat advies voor mij, en ik ben degene die hem betaald
heeft.
Laatste wijziging van deze bladzijde: februari 2006