2e klacht bij De Nationale Ombudsman
2002
Nationale Ombudsman
DEN HAAG
27 februari 2002
Van mr. P.
Geachte heer, mevrouw,
Namens cliënt, de heer D., wend ik mij tot u met het volgende.
Cliënt, geboren in 1965, is in 1990 als programmeur in
dienst getreden bij
C. te M.. Hij is op 21 april 1992 in
verband met vermoeidheidsklachten, en
later nekklachten, arbeidsongeschikt geworden en heeft
over een maximumduur van 52 weken ziekengeld ingevolge
de Ziektewet ontvangen. In aansluiting daarop heeft hij
een uitkering ontvangen uit hoofde van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekent naar een
mate van arbeidsongeschiktheid van
45-55%. Per 1 oktober 1993 is de AAW-uitkering ingetrokken
en is de WAO-uitkering verlaagd naar een mate van
arbeidsongeschiktheid van 15-25% omdat cliënt in staat werd
geacht tot het verrichten van zijn werkzaamheden bij
C. gedurende zes uur per dag.
Cliënt heeft zich hiermee niet kunnen verenigen
en heeft, na het ongegrond verklaren van
een tegen deze beslissing gericht bezwaarschrift,
beroep ingesteld. Het beroep is door de
rechtbank in 1998 ongegrond verklaard.
Cliënt heeft getracht zo goed als mogelijk
zijn werkzaamheden voort te zetten en heeft, om
te kunnen blijven werken, gedeeltelijk
onbetaald verlof genomen.
Wegens een toename van zijn beperkingen heeft
cliënt zich op 5 maart 1997 ziek gemeld.
UWV G. (voorheen G.) heeft geweigerd om
ziekengeld uit te keren.
Vervolgens heeft UWV G. ten onrechte geen
beslissing genomen omtrent toepassing van art. 39a van de WAO.
De Centrale Raad van Beroep heeft, na het
ongegrond verklaard hebben van een ingediend
bezwaarschrift en een door de rechtbank
ongegrond verklaard beroepschrift, alsnog de
beslissing van UWV G. vernietigd en
UWV G. opgedragen een nieuwe beslissing te
nemen, in acht nemende de beslissing van de
Centrale Raad van Beroep.
Inmiddels had een vijfjaarlijkse WAO-beoordeling
plaats gevonden waarbij cliënt wederom
werd ingedeeld in arbeidsongeschiktheidsklasse
15-25%. Een tegen deze beslissing ingediend
bezwaarschrift is besproken tijdens de
mondelinge behandeling op bezwaar. Als
bezwaarverzekeringsarts is opgetreden
mw D.. Deze heeft cliënt beoordeeld. Zij
heeft daarbij geoordeeld dat cliënt terecht
is ingedeeld in de categorie arbeidsongeschiktheid
van 15-25%. Het door cliënt ingediende
bezwaarschrift is daarop ongegrond
verklaard. Het daarop door cliënt ingediende
beroepschrift is eveneens ongegrond verklaard.
Inmiddels loopt deze kwestie bij de Centrale Raad van Beroep.
Cliënt is, in aansluiting op de beslissing
van de Centrale Raad van Beroep in verband met de
ziekmelding van cliënt en het beroep op de
Wet Amber in 1997, opnieuw beoordeeld. Daarbij
is door UWV G. besloten bij beslissing d.d.
14 juli 2000 de arbeidsongeschiktheidsuitkering
van cliënt niet te verhogen. Tegen deze
beslissing heeft cliënt een bezwaarschrift ingediend
op 18 augustus 2000 welk bezwaarschrift is
aangevuld met nadere gronden op 13 november
2000. Vervolgens is door UWV G. een hoorzitting bepaald.
Tot grote verbazing van cliënt
verscheen als bezwaarverzekeringsarts ter
hoorzitting mw D.. Cliënt heeft
daarop tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij
met deze situatie niet gelukkig was aangezien de
bezwaarverzekeringsarts niet blanco tegenover
deze kwestie stond. Cliënt heeft
aangegeven dat mw D. reeds een standpunt ingenomen had en
derhalve
niet onbevooroordeeld een beslissing kon
heroverwegen omdat zij reeds in vorige procedure
als bezwaarverzekeringsarts was opgetreden. Dit
bezwaar van cliënt werd ter zitting gehonoreerd
en afgesproken werd dat een nieuwe hoorzitting
zou plaats vinden met een andere
bezwaarverzekeringsarts. Voorts zou het dossier
worden overgedragen naar een andere
vestiging van UWV G. zodat een objectieve
behandeling gewaarborgd zou zijn. Daarop is
de hoorzitting beëindigd. Cliënt
zou een nieuwe oproep ontvangen voor een
nieuwe hoorzitting. Cliënt heeft van
de hoorzitting een bandopname gemaakt welke
bandopname bij
ondergetekende in een kluis aanwezig is. De
band is uitgewerkt. Aan UWV G. is een kopie
verstrekt.
Tot grote verbazing van cliënt, en overigens
ook van ondergetekende, stelde UWV G. zich
vervolgens ineens op het standpunt dat nooit
een afspraak zou zijn gemaakt om de hoorzitting
te laten plaats vinden met een andere
bezwaarverzekeringsarts op een andere locatie.
Dit terwijl dit onomstotelijk blijkt, zowel op de
band waarop de hoorzitting is opgenomen
alsmede de schriftelijke uitwerking daarvan, dat
dienaangaande concrete afspraken tussen
partijen zijn gemaakt. UWV G. is hierop diverse
malen gewezen doch men weigert het
standpunt te herzien.
Bij brief van 31 mei 2001 is vervolgens een
klacht ingediend bij de centrale directie van UWV
G. welke klacht vervolgens bij brief van 6 juli 2001
door UWV G. ongegrond is verklaard.
Conform het vigerende klachtreglement is het
mogelijk bij de Nationale Ombudsman in te
dienen. Het optreden van UWV G. in deze is
onzorgvuldig omdat UWV G. gemaakte, en
schriftelijk vastgelegde afspraken, weigert na te komen.
De gedraging is te meer onbehoorlijk
nu cliënt er uitermate veel belang bij
heeft dat het bezwaarschrift wordt behandeld door een
onbevooroordeelde bezwaarverzekeringsarts op een
andere locatie van UWV G.. Ten
overvloede merk ik namens cliënt op dat
de bezwaarprocedure inmiddels nog steeds niet is
afgewikkeld en dat derhalve op het op 18 augustus 2000
ingediende bezwaarschrift nog
steeds geen beslissing is gevolgd.
Als bijlage bij deze brief voeg ik toe:
• Medisch onderzoeksverslag d.d. 26 januari 2000
• Bezwaarschrift onder nader aan te voeren gronden d.d. 18 augustus 2000
• Bezwaarschrift nadere gronden d.d. 13 november 2000
• Gespreksverslag hoorzitting d.d. 15 januari 2001
• Brief directie UWV G. d.d. 31 mei 2001
• Beslissing UWV G. d.d. 6 juli 2001
Gaarne vernemende.
Hoogachtend,
P.
de nationale ombudsman
Datum 01-03-2002
Ons nummer 200201786
Uw brief 27-02-2002
Bijlagen 1
Onderwerp ontvangstbevestiging
T.a.v. de heer/mevrouw P.
Geachte heer/mevrouw,
Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw brief, die
hier onder het bovengenoemde dossiernummer
is geregistreerd. Ik verzoek u in alle correspondentie
met mij dit dossiernummer te vermelden.
Bij deze brief vindt u een stroomschema, dat in grote
lijnen beschrijft hoe het onderzoek naar aanleiding van
uw brief eruit kan zien. Eerst zal ik toetsen of ik
uw klacht in behandeling kan nemen.
U ontvangt hierover zo snel mogelljkbericht.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
mr. ###
de nationale ombudsman
###Advocaten
T.a.v. de heer mr. P.
Datum 18 APR. 2002
Ons nummer 2002.01786 001
Uw brief ontvangen op 1 maart 2002
Uw kenmerk D./klacht UWV G. ###
Bijlagen
Behandelend medewerker mevrouw mr. ###
Onderwerp klacht over UWV G.
Geachte heer P.,
In uw bovengenoemde brief en bijgevoegde stukken klaagt u namens
de heer D. erover dat UWV G. in het kader van een bezwaarschriftprocedure,
ingesteld vanaf 18 augustus 2002, inzake een WAO-uitkenng:
1- de toezegging en schriftelijk vastgelegde afspraak, dat er een
nieuwe hoorzitting zou plaatsvinden met een andere bezwaarverzekeringsarts
en dat het dossier van de heer D. naar een andere vestiging van UWV G.
zou worden overgedragen, niet is nagekomen;
2- tot op de dag dat u zich wendde tot de Nationale ombudsman,
nog geen beslissing had gegeven op het betreffende bezwaarschrift.
In reactie deel ik u het volgende mee.
Ten aanzien van het eerste klachtpunt verzoek ik u om mij binnen
drie weken een kopie te sturen van de bandopname die u heeft
gemaakt tijdens de hoorzitting, waarin, naar u schrijft, de niet
nagekomen toezeggingen door UWV G. zijn gedaan.
Ten aanzien van uw klacht over het uitblijven van een beslissing
op uw bezwaarschrift d.d. 18 augustus 2001 deel ik u het volgende mee.
De klacht komt in beginsel in aanmerking voor onderzoek door
de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman stelt echter pas een
onderzoek in, als de klacht eerst is ingediend bij het
bestuursorgaan waarover wordt geklaagd. Uit uw brief maak ik niet
op dat dit is gebeurd. De Nationale ombudsman zal daarom nu nog
geen onderzoek instellen.
U kunt de Nationale ombudsman vragen uw brief door te sturen,
maar u kunt ook de klacht zelf schriftelijk aan het bestuursorgaan
voorleggen. Als het uw voorkeur heeft dat
de Nationale ombudsman dit voor u doet, verzoek ik u om dit binnen
twee weken aan mij te laten weten. U kunt dit verzoek ook telefonisch
doen via het telefoonnummer dat rechts boven aan deze brief is vermeld.
UWV G. is verplicht de klacht volgens de wettelijke regels voor
klachtbehandeling te behandelen.
Ik maak u nog op het volgende attent. UWV G. hoort de klacht binnen
een bepaalde termijn te behandelen. Deze termijn is zes weken.
Wanneer UWV G. over de klacht advies vraagt aan een klachtadviesinstantie
dan is deze termijn tien weken. Beide termijnen kunnen met vier weken
worden verlengd. UWV G. moet u dan wel laten weten dat de behandeling
van de klacht langer duurt.
Krijgt u binnen deze termijnen geen reactie op de klacht, dan kunt u
de Nationale ombudsman vragen om een onderzoek in te stellen. Dat
kunt u uiteraard ook doen als u een reactie op de klacht
ontvangt waarmee u het niet eens bent. Als u (onderdelen van) de klacht
aan de Nationale ombudsman wilt voorleggen, dan verzoek ik u om
schriftelijk aan te geven waarom u het niet eens bent met
de reactie en om kopieën van de gevoerde briefwisseling mee te
sturen. Ik vraag u dan het dossiernummer te vermelden, dat in het
briefhoofd van deze brief wordt vermeld onder 'ons nummer'.
Ik wijs u er ook alvast op, dat u zich uiterlijk twaalf maanden nadat de
klacht door UWV G. is afgedaan opnieuw tot de Nationale ombudsman kunt
wenden. Doet u dat later, dan neemt de Nationale ombudsman de klacht
niet meer in behandeling.
De correspondentie tussen u en UWV G. gaat buiten de Nationale ombudsman om.
Ik hoor graag van u als de behandeling van de klacht problemen oplevert.
Als u nog vragen heeft naar aanleiding van deze brief, dan kunt u
contact opnemen met mevrouw mr. ###, telefoonnummer ###.
Ik wacht uw nader bericht af.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
mevrouw mr. ###
substituut-ombudsman
AANGETEKEND MET HANDTEKENING RETOUR
Nationale Ombudsman
t.a.v. mw mr ###
25 april 2002
Onze ref. D./Klacht UWV G. ###
Uw ref. 2002.01786 001
Van mr. P.
Geachte mevrouw ###.,
In aansluiting op uw brief van 18 april jI. doe ik u bijgaand
toekomen een kopie van de tape van de hoorzitting welke heeft
plaats gevonden op 15 januari 2001.
Hoogachtend,
P.
25.JUN.2002 12:16 NATIONALE OMBUDSMAN P.1/1
de nationale ombudsman
Datum 25-6-2002
Ons nummer 2002.01786
Uw brief 25 april 2002
Behandelend medewerker mw. mr. O?.
Onderwerp onderzoek
FAXBERICHT
Bestemd voor Telefaxnummer: ###
Ter attentie van:
de heer mr. P.
###advocaten
Dit bericht bestaat uit 1 blad (inclusief dit voorblad)
Geachte heer P.,
In antwoord op uw brief deel ik u mee,
dat uw klacht door de Nationale ombudsman in onderzoek is genomen.
Tot mijn spijt kon uw zaak niet eerder in behandeling worden genomen,
gelet op de hoge werkvoorraad alhier.
De Klacht lijkt betrekkelijk eenvoudig te onderzoeken.
De te volgen onderzoeksprocedure is daar op afgestemd.
Dit betekent dat de Klacht als volgt geformuleerd per fax aan UWV Gak is voorgelegd:
Verzoeker klaagt erover dat UWV Gak te Goes de tijdens een hoorzitting
op 15 januari 2001 aan hem gedane toezegging dat er een nieuwe hoorzitting zou plaatsvinden
op een ander kantoor en met een andere bezwaarverzekeringsarts, niet is nagekomen.
Wanneer u vragen hebt over het onderzoek kunt u telefonisch contact opnemen
met mevrouw mr. O?., medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman
die met het onderzoek naar aanleiding van uw klacht is belast.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
voor deze,
mevrouw mr. O?.
de nationale ombudsman
Datum 8-7-2002
Ons nummer 2002.01786
Uw brief 25 april 2002
Onderwerp stand van Zaken
FAXBERICHT
Ter attentie van:
de heer mr. P.
Dit bericht bestaat uit 1 blad (inclusief dit voorblad)
Geachte heer P.,
In vervolg op mijn faxbericht van 25 juni 2002 bericht ik u,
dat UWV G. mij vandaag heeft bericht dat in verband
met vakantie de reactie op de klacht van de heer D. pas
in augustus zal worden gegeven.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
voor deze.
mevrouw mr. ###
UWV G.
Stafbureau AG
De Nationale Ombudsman
t.a.v. mevr. ###
DEN HAAG
Contactpersoon N.
Ons kenmerk 200206 034d n
Datum 23 augustus 2002
Uw kenmerk
Uw brief van 25 juni 2002
Betreft: D. 2002.01786
Geachte mevrouw ###,
Naar aanleiding van uw fax van 26 juni 2002 inzake de klacht
van de heer D. te ###, ingediend door ###Advocaten te ###,
kunnen wij u als volgt meedelen.
De klacht van verzoekers gemachtigde houdt in dat er door UWV G. te G.
een harde toezegging zou zijn gedaan om de hoorzitting in de
bezwaarprocedure door een andere bezwaarverzekeringsarts en op
een ander kantoor te laten plaatsvinden en dat deze toezegging
niet werd nagekomen.
Wij willen hierop als volgt reageren.
Tijdens de hoorzitting van 15 januari 2001 -die overigens nogal
chaotisch verliep- werden door de heer D. twijfels geuit over de
onafhankelijkheid van mevrouw D., die optrad als bezwaarverzekeringsarts
in de bezwaarprocedure.
Door de leider van de hoorzitting werd daarop
direct aangevoerd dat er geen enkel juridisch bezwaar bestond tegen
de aanwezigheid van de betreffende bezwaarverzekeringsarts, maar werd
wel de mogelijkheid geopperd om de hoorzitting eventueel over te dragen
aan een bezwaarverzekeringsarts op een ander kantoor van UWV G..
Afgesproken werd te bezien of een en ander mogelijk zou zijn.
Bij nadere beoordeling van deze optie zijn wij echter tot de
conclusie gekomen dat een en
ander niet wenselijk was.
Gezien de omvang en de complexiteit van de kwestie werd het vanuit het
oogpunt van een efficiënte gevalsbehandeling, niet verstandig
geacht om de behandeling van het bezwaar op een ander kantoor te laten
plaatsvinden. Zeker ook nu er nog meerdere beroepszaken bij de
arrondissementsrechtbank en Centrale Raad van Beroep aan de orde zijn.
Tenslotte heeft UWV te kampen met een ernstig tekort aan bezwaarverzekeringsartsen,
resulterend in flinke achterstanden bij de afwikkeling van medische bezwaarzaken,
onder andere ook op ons kantoor te R..
Aangezien wij geen enkele aanleiding hebben om te twijfelen aan de
professionele objectiviteit van de bezwaarverzekeringsarts mevrouw D.
en er naar onze mening ook overigens geen uit het bestuursrecht
voortvloeiende beperkingen bestaan die zouden dwingen tot inschakeling
van een andere bezwaarverzekeringsarts, is naar onze mening terecht de
beslissing genomen niet te voldoen aan het verzoek om de behandeling van
de bezwaarprocedure over te dragen aan een ander kantoor van UWV G..
Ten aanzien van uw vraag naar de huidige stand van zaken in de
bezwaarprocedure, kunnen wij u mededelen dat deze nog niet is afgerond.
Een en ander wordt enerzijds veroorzaakt door het feit dat de zaak door
de onderhavige kwestie is vertraagd en anderzijds door de reeds genoemde
achterstand die erbinnen UWV bestaat bij de afwikkeling van medische
bezwaarprocedures.
Op uw verzoek doen wij u hierbij afschriften toekomen van het verslag
van de hoorzitting d.d. 15 januari 2001 en de overige correspondentie
die sedert die datum werd gevoerd.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.
Hoogachtend,
N.
de nationale ombudsman
Datum 23 SEP. 2002
Ons nummer 2002.01786 005
Uw brief 25 april 2002
Bijlagen 1
Onderwerp beëindiging onderzoek
###Advocaten
T.a.v. de heer mr. P.
Geachte heer P.,
Naar aanleiding van uw brief van 25 april 2002 deel ik u het volgende mee.
Uw klacht is als volgt geformuleerd op 25 juni 2002 per fax voorgelegd aan UWV G.:
Verzoeker klaagt erover dat UWV G. te G. de tijdens een hoorzitting op
15 januari 2001 aan hem gedane toezegging dat er een nieuwe hoorzitting zou
plaatsvinden op een ander kantoor en met een andere bezwaarverzekeringsarts,
niet is nagekomen.
Uit de reactie op de klacht van UWV G. van 23 augustus 2002 (zie bijlage)
valt op te maken dat UWV G. bij zijn standpunt blijft dat er tijdens de
hoorzitting van 15 januari 2002 geen harde toezegging is gedaan dat er een
nieuwe hoorzitting zou plaatsvinden op een ander kantoor en met een andere bezwaarverzekeringsarts. Nu UWV G. ook overigens geen reden ziet om een
hoorzitting te laten plaatsvinden met een andere bezwaarverzekeringsarts,
waar het verzoeker om te doen is, weigert UWV G. in te gaan op het verzoek
om de hoorzitting op een ander kantoor en met een andere bezwaarverzekeringsarts
te laten plaatsvinden.
Gelet op alle informatie kan ik mij vinden in de stelling van UWV G.
dat er geen sprake is van een ondubbelzinnige toezegging, gedaan tijdens
de hoorzitting van 15 januari 2001. Ter motivering van mijn standpunt wijs
ik u op het volgende.
Uit het door u overgelegde verslag van de hoorzitting (aan de hand van
een bandopname) blijkt dat de heer mr. G., werkzaam bij UWV G., die de
betreffende hoorzitting leidde, tijdens de hoorzitting met het voorstel
kwam om een nieuwe hoorzitting met een andere verzekeringsarts te gaan
houden. Dit omdat verzoeker bezwaren had tegen de behandeling van zijn
bezwaar door de betreffende arts. Deze verzekeringsarts, mevrouw D.,
gaf daarbij aan een nieuwe hoorzitting als een probleem te zien, omdat
zij onafhankelijk is en een andere verzekeringsarts ook gehouden is aan
de regels van UWV G.. Zij achtte een hoorzitting met een andere
verzekeringsarts dus niet nodig.
Duidelijk blijkt uit het woordelijke verslag van de hoorzitting dat de
heer G. er voorstander van was om de hoorzitting te laten plaatsvinden
bij een ander kantoor van UWV G., bij voorkeur in R.. Nadat u en verzoeker
hadden aangegeven daar ook voorstander van te zijn, gaf de heer G. aan
dat hij dacht het dossier dan naar UWV G. te R. te sturen, maar hij sloot
niet uit dat het op een ander kantoor terecht zou komen. Ook gaf hij aan
dat het doorsturen problemen zou kunnen opleveren bij UWV G. te R.. Op het
laatst van de hoorzitting geeft de heer G. aan dat hij het dossier naar R.
zal sturen en dat hij er vanuit gaat dat R. die hoorzitting gaat doen.
In reactie daarop zegt u het gewoon even af te wachten.
Uit het verslag van de hoorzitting dat UWV G. te G. heeft opgesteld
komt hetzelfde beeld naar voren: de heer G. stelt voor om de hoorzitting
in R. te laten plaatsvinden, en, nadat u daarmee heeft ingestemd, geeft
hij aan dat hij het dossier daar naartoe zal sturen.
Uit het voorgaande concludeer ik dat voor zover er sprake is van een
toezegging, dat alleen geldt voor het toezenden van verzoekers dossier
naar R. door de heer G.. Onzeker bleef echter of het kantoor te R. of een
ander kantoor van UWV G. de hoorzitting zou willen overnemen. Uit het verdere
verloop van de zaak maak ik op dat het dossier kennelijk nooit daadwerkelijk
naar R. is gestuurd, omdat binnen UWV G. te G. is besloten dat doorzending
niet wenselijk was. In zoverre is de toezegging dat het dossier zou worden
gestuurd naar een andere vestiging van UWV G. niet nagekomen. Dat is u al
bij brief van 19 maart 2001 door UWV G. te G. meegedeeld. Van een ondubbelzinnige
toezegging dat het bezwaar door een andere bezwaarverzekeringsarts zou worden
beoordeeld, is echter geen sprake. Duidelijk is dat tijdens de zitting op
15 januari 2001 wel de verwachting is gewekt dat dit zou gebeuren, en dat de
heer G. zich daarvoor wilde inzetten. Dat is echter niet voldoende om te
constateren dat UWV G. gehouden is een dergelijke zitting te organiseren.
Uw klacht bij de Nationale ombudsman is er op gericht om te bewerkstelligen
dat er alsnog een hoorzitting met een andere bezwaarverzekeringsarts zou
plaatsvinden. Nu ik daarvoor onvoldoende grond zie, zie ik geen reden
tot verder onderzoek.
Ik heb op grond van bovenstaande besloten het onderzoek naar uw klacht
te beëindigen. Een kopie van deze brief wordt gestuurd aan het UWV.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
DE NATIONALE OMBUDSMAN,
mr. ###
Deze procedure heb ik dus verloren. Vervolgens kwam er een nieuwe hoorzitting.
Laatste wijziging van deze bladzijde: september 2002