Hoger beroep

2005

De procedure bij het regionaal Tuchtcollege tegen orthopedisch chirurg S2. had ik verloren, daarom ging ik in hoger beroep.
Bij het beroepschrift deed ik niet de uitspraak als bijlage, dat is volgens mij niet nodig.

thumbnail
Aan: Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
p/a Regionaal Medisch Tuchtcollege
t.a.v. de secretaris
G.

(aangetekend)

10 januari 2005
Betreft : voorlopig beroepschrift
Uw kenmerk : 2004 O 053
Onderwerp : D./S2.

Zeer geachte leden van het Centraal Tuchtcollege,

Hierbij ga ik in hoger beroep tegen de beslissing van 12 oktober 2004, verzonden op 10 december 2004.

Hoogachtend,
D.



thumbnail
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

De heer D.

G., 12 januari 2005

Geachte heer D.,

Bij deze bevestig ik U de goede ontvangst van het beroepschrift in bovenvermelde zaak. Het dossier heb ik inmiddels doorgezonden naar de secretaris van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Deze zal U omtrent de verdere gang van zaken op de hoogte houden.

Hoogachtend,
Mw Mr V.
plv. secretaris



thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 13 januari 2005

Onderwerp D. / S2.
Onze ref. 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij bevestig ik u de ontvangst van het door u ingediende beroepschrift tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te D. H. van 12 oktober 2004, ingekomen bij genoemd college op 12 januari 2005.

U wordt in de gelegenheid gesteld om de gronden van uw beroep schriftelijk aan te vullen(in 2-voud). Deze dienen uiterlijk op 10 februari 2005 bij het Centraal Tuchtcollege te zijn ingekomen.

Een exemplaar van het op 1 januari 2003 in werking getreden en op de behandeling van de zaak toepasselijke Reglement van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is bij deze brief gevoegd. Ik verzoek u van de inhoud van het Reglement goede nota te nemen.

Hoogachtend,
Namens de secretaris,
D?.
secretariaatsmedewerkster


Het reglement is een boekje van 17 pagina's:

thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
Normaal gesproken schrijft ik mijn beroepschrift zo, dat de dokter zo weinig mogelijkheden heeft om zich er onderuit te draaien. Maar naar aanleiding van mijn overwegingen na de vorige uitspraak van het Centraal Tuchtcollege heb ik het deze keer anders gedaan. Mijn beroepschrift hieronder is het eerste wat ik speciaal schreef, dat het Tuchtcollege zo min mogelijk mogelijkheden heeft om zich er onderuit te draaien.

Mijn (aanvullende) beroepschrift stuurde ik in tweevoud op, daarbij ben ik vergeten het jaartal (2005) bij de datum te zetten.

thumbnail thumbnail thumbnail
Aan: Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
's-Gravenhage

4 februari
Onderwerp : D. / S2.
Uw ref. : 2005/008
Betreft : Aanvullend beroepschrift

Zeer geacht College,

Hierbij wil ik,
    D.
mijn beroep aanvullen tegen de beslissing van:
    Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ###
    Van de datum : 12 oktober 2004
    Kenmerk : 204 O 53
betreffende mijn klacht tegen:
    dhr. S2., orthopedisch chirurg

Voor de duidelijkheid van de procedure wil ik voor de achtergronden van mijn beroep graag verwijzen naar mijn klacht in eerste aanleg. Mijn beroep wil ik toespitsen op een zinsdeel, dat orthopedisch chirurg dhr. S2. in 1994 in zijn rapport schreef, toen hij mij onderzocht in opdracht van de Arrondissementsrechtbank voor een beroepsprocedure. Het betreft de tussenzin: "...waarvoor waarschijnlijk geen lichamelijke afwijkingen aansprakelijk zijn...", die bij de conclusie staat. Het gaat daarbij om het woord 'lichamelijke', indien daar het woord 'orthopedische' had gestaan, dan had ik geen reden gehad voor een tuchtrechtelijke procedure.

Het Regionaal Medisch Tuchtcollege schrijft dat de orthopeed zijn mening heeft gegeven. Volgens mij gaat orthopedisch chirurg S2. echter verder dan alleen maar het geven van zijn mening.

1)   Het enige wat ik aan het College wil voorleggen is het volgende:

Orthopedisch chirurg S2. heeft in zijn conclusie naar de Arrondissementsrechtbank geschreven dat er "...waarschijnlijk geen lichamelijke afwijkingen aansprakelijk zijn..." voor mijn klachten. Daarmee geeft hij een oordeel over iets waarvan niet duidelijk is of het op het terrein van de orthopedie ligt, en waarmee hij blijkbaar zelf niet bekend was. Tevens geeft hij daarmee aan dat zijn collega zijn werk niet goed gedaan zou hebben, aangezien zijn collega wel bekend was met mijn klachten en al reeds een diagnose had gesteld.

Al het andere zijn bijzaken.

Een belangrijke overweging is dat zowel toen als nu het niet duidelijk is bij welk specialisme mijn klachten horen. De keuze om mij door een orthopedisch chirurg te laten onderzoeken is indertijd door de Arrondissementsrechtbank gemaakt.

In de uitspraak schrijft het Regionaal Tuchtcollege dat de arts zijn eigen mening had gegeven zoals door de Arrondissementsrechtbank gevraagd werd. Het lijkt er echter op dat de Arrondissementsrechtbank er (strikt juridisch) van uitgegaan is, dat orthopedisch chirurg S2. het rapport van reumatoloog S8. heeft meegewogen in zijn conclusie en zo tot een soort eindoordeel komt. Dit verschil in opvatting (mening versus eindoordeel) is in mijn nadeel.

2)   Mijn tweede klachtpunt is enkel ter verdere onderbouwing van mijn eerste klachtpunt.

Omdat er nieuwe gegevens zijn over de manier waarop een psycholoog en een psychiater hun werk deden, is het nu voor mij van belang dat in het rapport van orthopedisch chirurg S2. een duidelijke motivatie staat waarom hij een onderzoek door een psychiater adviseerde. Mijn klacht is niet dat hij dat advies gaf, maar enkel de onduidelijke motivatie. Ook tijdens de tuchtrechtelijke procedure heeft de arts daar geen duidelijkheid over verschaft.

3)   Mijn derde klachtpunt is ook ter verdere onderbouwing van mijn eerste klachtpunt.
Het regionaal tuchtcollege noemt het verschil van mening over anamnese. Helaas kan ik niet bewijzen dat in het rapport iets anders is opgeschreven dan ik gezegd heb.

Toch lijkt mij ruim voldoende duidelijk dat het rapport uit 1994 niet objectief is:
  a) Bij de overwegingen staat dat ik ieder psychisch lijden volstrekt afwijs. Dat is door een verzekeringsarts wel opgeschreven, maar dat is niet juist en in strijd met de feitelijke gebeurtenissen.
  b) Orthopedisch chirurg S2. gaat er al te gemakkelijk van uit, dat het onderzoek bij het R. een behandeling zou zijn, terwijl het een onderzoek betrof.
  c) Hij schreef bij "aanvullende anamnese" dat hij nauwelijks gebruik kan maken van het R.-dossier, omdat dat dossier verwijderd is. Het blijft onduidelijk welk deel hij wel gebruikt heeft.

4)   Ook mijn vierde klachtpunt dient ter versterking van mijn eerste klachtpunt. De Arrondissementsrechtbank had de opdracht gegeven om contact te zoeken met de behandelende sector. Het argument dat een rapport van reumatoloog S8. al in het dossier zat lijkt mij niet geldig. Dat rapport werd door de Arrondissementsrechtbank verstrekt en vervolgens geeft de Arrondissementsrechtbank toch die opdracht.

Dat de Arrondissementsrechtbank die opdracht gaf staat vast, en dat orthopedisch chirurg S2. dat niet heeft opgevolgd staat ook vast. Toch heeft het Regionaal Tuchtcollege zich niet uitgesproken over dit klachtpunt.
Dat orthopedisch chirurg S2. er voor heeft gekozen om geen contact met reumatoloog S8. op te nemen, is vanzelfsprekend in mijn nadeel. Het had heel wat onduidelijkheid kunnen voorkomen.

Dit is des te merkwaardiger, omdat orthopedisch chirurg S2. wel het (buitengewoon onjuiste en kwetsende) interne dossier van het R. wilde inzien. Ik had hem verteld dat ik dat dossier had laten vernietigen, maar hij wilde het toch inzien, zodat ik dat nog naar hem heb opgestuurd. Deze gang van zaken wekt op zijn minst de schijn van partijdigheid.

5)   Wat betreft het recht op inzage verwijst het Regionaal Medisch Tuchtcollege naar de brief van 19 juni 2003. Dat betreft naar mijn mening iets anders dan mijn klacht. Dat orthopedisch chirurg S2. niet met mij mag corresponderen over de inhoud schijnt zo te zijn, maar mijn klacht ging over het dossier waaraan het rapport wel of niet was toegevoegd. Ik meen tenminste het recht te hebben om te weten of het rapport aan een dossier is toegevoegd en wat de aard van dat dossier is.

Het rapport is naar de Arrondissementsrechtbank verzonden, maar het lijkt erop dat het daarnaast nog aan een dossier is toegevoegd. Dat weet ik echter niet zeker, omdat daarover door het ziekenhuis en door orthopedisch chirurg S2. geheimzinnig wordt gedaan.

Hoogachtend,
D.



thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 7 februari 2005

Onderwerp D. / S2.
Onze ref. 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij bevestig ik u de ontvangst van de aanvullende gronden in beroep, d.d. 4 februari 2005, ingekomen op 7 februari 2005 in bovengenoemde zaak.

De wederpartij is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in beroep in te dienen. Van het verdere verloop van de zaak houd ik u op de hoogte.

Hoogachtend,
Namens de secretaris,
###
secretariaatsmedewerkster


Hieronder staat het verweer van de arts, met eerst de begeleidende brief:

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 2 maart 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Bijgesloten doe ik u toekomen het verweerschrift in beroep van dhr S2., d.d. 25 februari 2005, ingekomen op 2 maart 2005 in bovengenoemde zaak.

Hoogachtend,
Namens de secretaris,
###
secretariaatsmedewerkster


thumbnail thumbnail
Ziekenhuis W.
Maatschap chirurgie/orthopaedie

Centraal Tuchtcollega voor de gezondheidszorg
t.a.v. Mw. ###
secretariaatsmedewerker 'S-GRAVENHAGE

25 februari 2005
uw ref. : 2005/008
Onze ref. : ES/ws


Onderwerp: Dhr. D., geb.: ###, wonende ### te ###

Geachte leden van het tuchtcollege,

Naar aanleiding van uw verzoek daartoe gedaan op 7 februari 2005 maak ik gebruik van de gelegenheid een verweerschrift in beroep in te dienen betreffende de zaak de heer D..

Op pagina 1 geeft de heer D. aan dat het enige wat hij aan het college wil voorleggen is, dat hij het niet eens is met de zinsnede "....waarschijnlijk geen lichamelijke afwijkingen aansprakelijk zijn...", voorkomend in mijn conclusie van het rapport d.d. 27 juli 1994 uitgebracht aan de Arrondissementsrechtbank te M.. Ter beantwoording van deze vraag mag ik verwijzen naar mijn reactie d.d. 11 mei 2004, opgesteld op verzoek van het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg. In zijn brief d.d. 4 februari 2005 voert onderzochte echter een nieuw element in: "daarmee geeft hij een oordeel over iets waarvan niet duidelijk is of het op het terrein van de orthopaedie ligt en waarmee hij blijkbaar zelf niet bekend was". Hoewel de zin mij niet helemaal duidelijk is, mag ik er op wijzen dat juist het verzoek tot nader onderzoek door een psychiater was gedaan omdat ik bij de opstelling van het orthopaedische rapport mij moet beperken tot afwijkingen op orthopaedisch gebied. Omdat ik geen oordeel mag uitspreken over psychiatrische aspecten, die duidelijk in de anamnese naar voren kwamen, is dit verzoek aan de rechtbank uit zorgvuldigheidsoverwegingen gedaan. Uitspraken over lichamelijke afwijkingen mogen door een orthopaed worden gedaan voorzover zij op het gebied van zijn deskundigheid liggen. Diagnoses gesteld door een reumatoloog vallen binnen het kennisgebied van de orthopaed, maar hoeven, zoals al eerder gesteld in mijn reactie d.d. 11 mei 2004, niet worden overgenomen door de arts die een rapport opstelt. Overigens dient de zinsnede over de lichamelijke afwijkingen niet los te worden gezien van de hele conclusie die ik in mijn rapport aangaf. Hieruit blijkt namelijk dat ik mij in mijn oordeel heb beperkt tot de orthopaedische aspecten.

Wat betreft de eerste alinea in het aanvullend beroepschrift van de heer D. kan worden gesteld, verwijzend naar het bovenstaande, dat een orthopaed uitspraak mag doen over lichamelijke klachten van patiënt, althans voorzover deze liggen op orthopaedisch gebied.

In feite was er dus geen reden voor een tuchtrechterlijke procedure.

Op pagina 2 gaat onderzochte in op de "bijzaken", hoewel hij onder punt 1 aangaf dat dit punt het enige was dat hij aan het college wilde voorleggen. Voor de goede orde geef ik toch reactie op de punten 2 t/m 5:

2.   Mijns inziens is het verzoek tot nader onderzoek door een psychiater voldoende onderbouwd in mijn conclusie.

3.   Hier mag ik verwijzen naar mijn punt 3 in de reactie van 11 mei 2004. Ten onrechte maakt de heer D. verschil tussen behandeling en onderzoek. Immers het onderzoek wordt gedaan in het kader van de behandeling. Wat betreft punt 3c: het vermelde onder de aanvullende anamnese op pagina 2 van mijn rapport d.d. 27 juni 1994 lijkt mij voldoende duidelijk, zeker omdat ik alleen een oordeel kan geven over de orthopaedische kant van de zaak.

4.   Hierop gaf ik al antwoord in mijn punt 4 in genoemd rapport d.d. 11 mei 2004. Ter verduidelijking: de rechtbank had geen opdracht gegeven om contact te zoeken met de behandelende sector maar om inlichtingen in te winnen. Aangezien deze inlichtingen reeds in het dossier aanwezig waren kon met het doornemen van de brieven van de reumatoloog worden volstaan. Wat betreft de alinea onderaan bladzijde 2 mag ik opmerken dat patiënt mij het dossier van het R. zelf heeft toegestuurd, er was geen enkele sprake van "dwang". Wanneer patiënt dit dossier onjuist en kwetsend vond, dan had hij dit beter niet kunnen toesturen. De zin "deze gang van zaken wekt op zijn minst de schijn van partijdigheid" komt mij dan ook merkwaardig voor.

5.   Ik begrijp werkelijk niet wat patiënt bedoelt met zijn opmerking dat hij wil weten of het rapport aan het dossier is toegevoegd, Het rapport is uiteraard opgemaakt aan de hand van aantekeningen die gemaakt zijn tijdens het onderhoud met de heer D. en over het verrichte onderzoek. Verwijzend naar de correspondentie hierover mag ik wel stellen dat er van geheimzinnigheid geen sprake is.

Ook nu hoop ik met het bovenstaande voldoende te hebben gereageerd op het door de heer D. ingediende beroepsschrift tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te H. van 12 oktober 2004.

Met de meeste hoogachting,
S2., orthopaedisch chirurg


Ik had in mijn beroepschrift geschreven dat de Arrondissementsrechtbank de opdracht aan dokter S2. had gegeven om contact te zoeken met de de behandelende sector. Dokter S2. schrijft hierboven dat de opdracht niet was om contact te zoeken, maar om inlichtingen in te winnen.
Op dit punt heeft dokter S2. gelijk. Dit soort fouten probeer ik niet te maken, maar is er deze keer dus wel ingeslopen.

Vervolgens ontving ik een brief dat over enkele maanden de zitting was. Onderstaande brief is bij mij opgeslagen met de datum 8 juni 2005.

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 9 juni 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008
Uitnodiging verstuurd aan:
  Dhr D.
  Dhr S2.

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij bericht ik dat de behandeling van bovengenoemde zaak is vastgesteld op dinsdag 18 oktober 2005 om 11.00 uur in het Paleis van Justitie aan de ###, te 's-Gravenhage.

Voorts wijs ik u erop dat, indien u nog stukken met betrekking tot de zaak aan het Centraal Tuchtcollege wil overleggen, u dit tot uiterlijk 14 dagen vóór de zittingsdatum kunt doen.

In geval u zelf getuigen en/of deskundigen wilt meebrengen, dient u de namen, de woonplaats alsmede de functie van hen tijdig, d.w.z tenminste één week vóór de terechtzitting, aan de secretaris van het Centraal College te berichten. Voor de goede orde maak ik u erop attent dat deze getuigen en/of deskundigen niet door het Centraal College ten behoeve van u worden opgeroepen, tenzij het Centraal College u anders heeft bericht.

De officiële uitnodiging zal t.z.t. worden toegezonden.

Hoogachtend,
Namens de secretaris,
###,
secretariaatsmedewerkster


Hieronder staat de begeleidende brief van het Tuchtcollege, met daarbij een brief van de advocaat van orthopedisch chirurg S2..

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 10 augustus 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij doe ik u toekomen een afschrift van de brief d.d. 2 augustus 2005 van mr. drs. Z..

Hoogachtend,
namens de secretaris
H.
Secretariaat



thumbnail
###rechtsbijstand

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
T.a.v. Mw D.
APOS;S-GRAVENHAGE

Bij antwoord vermelden:
GCH.3.05.49681
S?.

Behandeld door:
P.
Telefoon: ###
e-mail: ###

Datum:
2 augustus 2005
Fax: ###

Betreft: D./S2.
Uw referentie: zaaknummer 2005/008


Geachte mevrouw D.,

Tot mij heeft zich gewend de heer S2., orthopaedisch chirurg, wonende te M., met het verzoek om rechtsbijstand in bovengenoemde aangelegenheid. Namens cliënt zal ik in deze procedure als gemachtigde optreden. Ik verzoek u om de verdere correspondentie rechtstreeks aan mij te richten.

Ik bevestig u onze aanwezigheid ter zitting op dinsdag 18 oktober a.s.

Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
###RECHTSBIJSTAND
mr. drs. Z.


Hieronder staat de officiële uitnodiging voor de zitting.

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 16 september 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

UITNODIGING
ingevolge art. 22 juncto art. 8 Tuchtrechtbesluit BIG

Hierbij nodig ik u uit om te verschijnen ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg op:

dinsdag 18 oktober 2005, om 11.00 uur, in het Paleis van Justitie, ### te 's-Gravenhage, om naar aanleiding van het beroep te worden gehoord.

In geval u getuigen of deskundigen wilt meebrengen, dient u hun namen tenminste één week vóór de zitting aan het Centraal Tuchtcollege te berichten.

Overeenkomstig art. 8, lid 1, Tuchtrechtbesluit BIG deel ik u mede dat de stukken, die betrekking hebben op opgemelde zaak op bovengenoemd adres ter inzage liggen. U wordt verzocht om, wanneer u inzage wenst, telefonisch een afspraak daartoe te maken met het secretariaat.

Indien u nog stukken wilt overleggen kunt u dit uiterlijk tot twee weken vóór de terechtzitting bij de secretaris doen.

Het Centraal Tuchtcollege zal zijn samengesteld als volgt: mr. N3., voorzitter; mr. A7., mr. G8., leden-juristen; Dr. D11., P10., leden-beroepsgenoten; mr. W8., secretaris.

Hoogachtend,
namens de secretaris
H.,
Secretariaatsmedewerker


Ik liet het Tuchtcollege weten dat ik niet bij de zitting zal zijn. Deze keer heb ik ook geen advocaat die namens mij gaat.
De onderstaande brief stuurde ik in tweevoud op:

thumbnail
Aan: Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
t.a.v. de secretaris
's-Gravenhage

27 september 2005
Onderwerp : D. / S2.
Uw ref. : 2005/008

Zeer geacht College,

Tot mijn grote spijt zal ik niet bij de zitting aanwezig zijn. Vanwege mijn gezondheidsproblemen vind ik het niet verantwoord om de reis naar Den Haag te maken.

Daarom wil ik hierbij nog enkele opmerkingen maken over het verweerschrift van 25 februari 2005:

Op pagina 1 schrijft orthopaedisch chirurg S2. dat uit de anamnese duidelijk psychiatrische aspecten naar voren kwamen. Hij noemt daarbij opnieuw niet welke dingen uit de anamnese hij bedoelt, terwijl juist nu een duidelijke onderbouwing voor mij van belang is.

Bij punt 4 schrijft orthopaedisch chirurg S2. terecht op, dat de opdracht niet was om contact te zoeken (zoals ik had geschreven) maar om inlichtingen in te winnen. Blijkbaar heb ik dat niet goed gecontroleerd waarvoor ik mijn excuses aanbied. De "opdracht deskundigenonderzoek" zit als bijlage bij mijn klaagschrift van 21 april 2004. De opdracht luidde: "Ik verzoek u bij de behandelend sector inlichtingen in te winnen omtrent eisers gezondheidstoestand en hiervan melding te maken in uw rapport."
Dat is naar mijn mening toch een opdracht om een bepaalde actie te ondernemen, en die heeft de orthopaedisch chirurg naar mijn mening niet uitgevoerd.

Bij punt 5 bedoel ik niet het dossier van de Arrondissementsrechtbank, maar een of ander dossier van het ziekenhuis of van de orthopaedisch chirurg waar het mogelijk aan toegevoegd is.

Mijn overige opmerkingen zou een herhaling worden van wat ik eerder schreef, dus daarvoor verwijs ik graag naar mijn vorige brieven.

Hoogachtend,
D.



thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 3 oktober 2005

Onderwerp : D. / S2.
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij bevestig ik u de ontvangst van uw brief d.d. 27 september 2005 bij ons binnengekomen d.d. 30 september 2005.

Hoogachtend,
namens de secretaris
C.,
secretariaatsmedewerkster


Nadat de zitting had plaatsgevonden, ontving ik de volgende brief:

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 25 oktober 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Hierbij bericht ik u dat de beslissing in bovengenoemde zaak in het openbaar zal worden uitgesproken op 10 november 2005 om 14.00 uur in het Paleis van Justitie, ###, te 's-Gravenhage.

Uw verschijning is hierbij niet noodzakelijk. Een afschrift van de beslissing zal u worden toegezonden.

Hoogachtend,
namens de secretaris,
C.,
secretariaatsmedewerkster


Hieronder staat de uitspraak, met eerst de begeleidende brief.

thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

's-Gravenhage, 10 november 2005

Onderwerp : D. / S2.
Bijlagen :
Uw ref. :
Onze ref. : 2005/008

Dhr. D.

Geachte heer D.,

Bijgesloten doe ik u toekomen een afschrift van de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in bovengenoemde zaak.

Hoogachtend,
namens de secretaris,

C.
secretariaatsmedewerkster



thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail thumbnail
CENTRAAL TUCHTCOLLEGE
voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2005/008 van:

D.,
wonende te ###,
appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

S2.,
orthopedisch chirurg,
wonende te M.,
verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg,
raadsman: mr. drs. Z., verbonden aan D?. Rechtsbijstand te A..

1. Verloop van de procedure

Appellant - hierna te noemen klager - heeft op 22 april 2004 bij het Regionaal Tuchtcollege te G. tegen verweerder in beroep - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 oktober 2004, onder nummer 2004 O 53 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 oktober 2005, waar de arts is verschenen. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk uitgenodigd, niet verschenen. Hij heeft schriftelijk bericht niet aanwezig te zullen zijn.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

"2. De klacht

De arts heeft klager in het kader van een beroepsprocedure tegen het GAK in 1994 als deskundige onderzocht en een rapport d.d. 24 juni 1994 uitgebracht aan de rechtbank. Samengevat verwijt klager de arts dat:
a. hij ongevraagd aangeeft dat zijn collega een onjuiste diagnose zou hebben gesteld;
b. hij een onduidelijke onderbouwing geeft voor zijn advies om klager door een psychiater te laten onderzoeken;
c. hij het rapport subjectief heeft opgesteld;
d. hij geen contact heeft gezocht met de reumatoloog, terwijl dat de opdracht van de rechtbank was en
e. hij duidelijkheid had kunnen geven omtrent het recht van klager op inzage van een dossier indien daar gegevens over hem instaan. Dat de arts niet met hem zou mogen corresponderen doet daaraan niets af.

3. Het standpunt van de arts

Ten onrechte gaat klager ervan uit dat een rapporterende onafhankelijke deskundige diagnoses die eerder in de behandelend sector zijn gesteld zou moeten overnemen. Het niet-overnemen van diagnoses van voorgangers leidt niet tot de conclusie dat de behandelend arts zijn werk niet goed zou hebben gedaan. Van een keurend arts mag worden verondersteld dat hij kennis neemt van de behandelingen, maar zelf tot een oordeel komt.
Kennelijk is het advies om ook een oordeel aan een psychiater te vragen voldoende onderbouwd geweest voor de rechtbank om daarop in te gaan. Indien het rapport onvoldoende objectief was opgesteld, had de arts dat wel vernomen van de rechtbank. In het dossier bevonden zich twee brieven van de behandelend reumatoloog d.d. 23 augustus 1993 en 15 november 1993. Hierin stond voldoende vermeld over de behandeling, verdere informatie was niet nodig. Met betrekking tot het verwijt betreffende de inzage in zijn dossier verwijst de arts naar eerdere correspondentie van hemzelf en van de directie van het ziekenhuis aan klager.

4. De beoordeling

Bij de beoordeling van een rapportage beoordeelt het College slechts de vraag of de advisering door de arts voldoet aan tuchtrechtelijke standaarden. Daarbij gaat het College na of het advies voldoet aan de vanuit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid daaraan te stellen eisen. Hierbij gaat het met name om de volgende eisen:

I.   In het advies moet op heldere en consistente wijze zijn uiteengezet op welke gronden de conclusie en het advies zijn gebaseerd.
II.   De in de uiteenzetting genoemde gronden moeten op hun beurt aantoonbaar voldoende steun vinden in de feiten en omstandigheden en bevindingen vermeld in het advies.
III.   De bedoelde gronden moeten de daaruit getrokken conclusie kunnen rechtvaardigen.
IV.   De rapportage dient zich in beginsel te beperken tot het gebied waarop de rapporteur de bijzondere kennis heeft, op grond waarvan hij is aangezocht; indien buiten dit kennisterrein conclusies morden getrokken, dient dit ondubbelzinnig uit de rapportage te volgen.
Het College heeft geen aanwijzingen dat het rapport niet aan het hiervoor genoemde toetsingskader voldoet. Het is het College niet gebleken dat de arts niet tot zijn conclusies en adviezen heeft kunnen komen of dat de arts niet objectief heeft geoordeeld.

De arts heeft de anamnese afgenomen, lichamelijk onderzoek verricht en röntgenfoto's beoordeeld. Met betrekking tot de bij de anamnese verstrekte informatie verschillen partijen van mening. Het College heeft geen aanleiding om aan de versie van de ene partij meer geloof te hechten dan aan die van de andere partij. In de opdracht werd de arts ook om advies over deskundig onderzoek op ander terrein gevraagd. De arts vond het gewenst dat een deskundige op ander terrein, te weten de psychiatrie, onderzoek verrichtte. De arts heeft, zoals gevraagd door de rechtbank, zijn eigen mening over de casus gegeven. Dat dit een andere mening is dan die van een vorige behandelaar, doet niet terzake.

Het is het College niet gebleken dat de arts een verwijt te maken valt met betrekking tot het geven van duidelijkheid over de inzage van zijn rapport. In de brief van 19 juni 2003 heeft de arts klager terecht bericht dat het hem niet vrij stond met klager te corresponderen.

Gezien het vorenstaande dient de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

3. Beoordeling van het hoger beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. N3., voorzitter, mrs. A7. en G8., leden-juristen en P10. en prof.dr. T6., leden-beroepsgenoten en mr. W8., secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2005, door mr. T3., in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voorzitter
###

Secretaris

Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van
het Centraal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg


De arts kreeg geen waarschuwing, maar toch heb ik deze uitspraak gebruikt om bij de Rechtbank een tweede verzoek voor herziening van een oude procedure aan te vragen.

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg plaats zelf een naamlijst met nevenfuncties op hun website. In maart 2006 stond daar de volgende gegevens over degenen die in het college zaten bij deze procedure:
De meest belangrijke leden van het college lijken mij de voorzitter, en de professor (hoogleraar) orthopedie. In dit geval waren er twee voorzitters, dus is het onbekend welke voorzitter het meest bij de beslissing betrokken was.
De professor orthopedie T6. heeft een zeer indrukwekkende lijst van onderzoeken en publikaties. Hij houdt zich vooral bezig met botkanker. Dat staat helaas ver van mijn klachten af, die met de stand en beweeglijkheid van mijn wervels te maken heeft.
Rechter mr. A7. staat in 2018 op de website www.zwartelijstrechters.org omdat zij volgens die website in haar functie als voorzitter bij het Medisch Tuchtcollege een te milde maatregel oplegde aan een arts.


2007

In 2007 probeerde ik bij de overheid mijn kritiek op het Medisch Tuchtcollege te melden.

Laatste wijziging van deze bladzijde: juni 2018